Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
komst der Hollanderen en ZeeuwenGa naar voetnoot(q), dat hy hun, twee dagen hierna, verscheiden' voorregten verleende, allen te Dendermonde, op den elfden van Zomermaand, gedagtekend. ‘Hy beloofde den Lande, in geval van oorlog of overstrooming, ontheffing der reeds ingewilligde tienjaarige BedeGa naar voetnoot(r). Ook bevestigde hy den Landzaaten het Voorregt, van niet buiten hunne Landpaalen te regtgesteld te konnen worden. Doch hy zonderde egter vier gevallen uit: 1. als de zaak, ter gewooner plaatse, uit hoofde van wederspannigheid der genen, welken dezelve betrof, niet beregt kon worden: 2. als de Steden onderling geschil hadden, welk niet, door 's Graaven Raad in den Haage, kon worden afgedaan: 3. als 'er oproer ontstondt, welk de Raad niet stillen kon: en 4. in alle andere gevallen, die, met 's Lands Regten, ter gewoonlyker plaatse, niet beregt konden wordenGa naar voetnoot(s).’ En men moet bekennen, dat deeze uitzonderingen het befaamd Voorregt de non evocando al vry wat besnoeijen: vooral als men aanmerkt, dat de Graaf zelf verklaaren moest, wanneer één van deeze gevallen plaats hadt. Nog beloofde Filips ‘voortaan geene Brieven of Mandementen te zullen verleenen, draagende tegen de Privilegien, Regten en Vryheden der Steden, gelyk hy erkende, voormaals, wel gedaan te hebbenGa naar voetnoot(t)’. | |
[pagina 40]
| |
De Edelen, die den Hertoge hier zo trouwlyk bysprongen, werden ook byzonderlyk begunstigd. ‘Alle welgeboornen, die Krygsdiensten schuldig waren, en alle hooge Heerlykheden werden bevestigd in de aloude vryheid van de Graaflyke bedenGa naar voetnoot(u).’ Wy gewaagen niet van verscheiden' byzondere Handvesten, door Filips, op deezen zelfden dag, aan de Landen verleendGa naar voetnoot(v). 't Is niet te denken, dat iemant onzer Graaven, ooit, op éénen dag, zo veele Privilegien gegeven heeft. 't Getal derzelven, die, gedrukt en ongedrukt, nog voorhanden zyn, wordt op omtrent dertig begroot. |
|