Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijDe Gentenaars door de onzen geslaagen.De Hollanders en Zeeuwen, aangemoedigd door zulke Gunstbrieven, lieten zig, met lust, leiden naar de Legerplaats, die hun te Elverzeel, in 't Land van Waas, twee mylen van Rupelmonde, aangeweezen was. Hier omtrent, hadt zig ook eenige Bourgondische manschap, onder bevel van Antoni, natuurlyken Zoon van Hertoge Filips, en van eenige anderen, nedergeslaagen. De Gentenaars, ten getale van vyfduizend, ter Poorten uitgeborsten, overvielen deeze manschap by Hulst, op den zesentwintigsten van ZomermaandGa naar voetnoot(w); doch werden zo wel ontvangen, dat zy wyken moesten. Op den hertogt, troffen zy de Hollanders aan, by Elverzeel, die eene geweldige slagting deeden, onder deeze vertsaagde | |
[pagina 41]
| |
menigte. Ook bekwamen de onze veele gevangenen: en onder deezen, het hoofd der Bende, eenen Messemaaker, die voor uitsteekend in dapperheid gehouden werdt. Filips deedt hem, terstond, ophangenGa naar voetnoot(x). Voor zynen dood, beleedt hy, dat de Gentenaars hem het Land en Graafschap van Waas geschonken haddenGa naar voetnoot(y). Kort hier na, werdt 'er een Bestand voor zes weeken getroffen, 't welk, met den tweeentwintigsten van Hooimaand, aanvangen moestGa naar voetnoot(z). Toen scheidde het LegerGa naar voetnoot(a): en 't schynt, dat de Hollanders ook naar huis gekeerd zyn. Terstond na 't eindigen van 't Bestand, werden de vyandlykheden op nieuws begonnen. In een gevegt met de Gentenaars by Hulst, in Bloeimaand des volgenden jaars,Ga naar margenoot+ voorgevallen, werden, onder anderen, eenige Zeeuwen gevat, en kort daar na onthalsdGa naar voetnoot(b). Twee maanden laater, verzoenden de Gentenaars zig met Hertoge FilipsGa naar voetnoot(c), en onze Landsluiden raakten van deezen oorlog vry. Doch Filips vondt haast ander werk voor hun. Het Bestand, in 't jaar 1443, tusschen hem en Henrik den VI, geslootenGa naar voetnoot(d), was, sedert, meer dan eens, vernieuwdGa naar voetnoot(e). In | |
[pagina 42]
| |
Hooimaand des jaars 1446, werdt, by zulk eene gelegenheid, Frank van Borselen, Graaf van Oostervant, aangesteld, om, in Holland en Zeeland, voor de onderhouding van 't Bestand, zorg te draagenGa naar voetnoot(f). De laatste vernieuwing van 't Bestand was, in Bloeimaand des jaars 1447, voor den tyd van vier jaaren, geschiedGa naar voetnoot(g). Doch terwyl men beloofd hadt, zig van alle vyandlykheden te zullen onthouden, werdt 'er, van wederzyde, geduurig, over 't schenden van 't Bestand, geklaagdGa naar voetnoot(h). Onder anderen vindt men, dat Henrik de VI, in eenen Brief van den eenentwintigsten van Lentemaand des jaars 1446, gerigt aan den President en Raaden, gesteld ten zaaken en ter Regeeringe van Holland, Zeeland en Friesland, eenigen van deeze vyandlykheden, omtrent onze Landsluiden gepleegd, heeft ondernomen te verdedigenGa naar voetnoot(i). Ondertusschen bleek het klaar genoeg, dat Filips geene Vrede met Henrik zogt. |
|