Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVII. Verrigtingen van den Kardinaal van Cusa in Holland.Nikolaas de V. vaardigde dan den Kardinaal Nikolaas van Cusa herwaards afGa naar voetnoot(v), om, ter gelegenheid van het Jubeljaar, zo sprak de Kardinaal zelf, ten aanhooren van iemant, die dit schryftGa naar voetnoot(w) ‘volle vergeeving van alle zonden; doch niet van de schuld en straffe derzelven, aan te kondigen. Hy voegde 'er by ‘dat men, door het doen van veeljaarige boete in dit leeven, of door het opbrengen van den laatsten penning, hier namaals in 't Vagevuur, eerst van deeze straffe en schuld ontheeven kon worden, ten ware men zig, door het doen eener vrywillige gifte, voorzag van Aflaatbrieven, die de Kerk, uit haaren schat van verdiensten der Heiligen, den volke liet aanbieden: en door welken, de Zielen gezuiverd en in staat gesteld werden, om, terstond na dit leeven, de Hemelsche Heerlykheid te verwerven.’ Op deezen voet, predikte hy gemeenlyk. Doch somtyds verklaarde hy ook ‘dat de regte Aflaatbrieven, die ten jongsten dage gelden zouden, uit de Heilige Schriften gehaald moesten worden, en dat de Pauselyken meer dienden om de Kerkelyken te verryken, dan om de Lee- | |
[pagina 34]
| |
ken te verbeterenGa naar voetnoot(x).’ De Kardinaal van Cusa was te gelyk gezonden, om Kloosters en Kerken te bezoeken en te hervormen. Hier vondt hy veel werks aan, zo wel als aan het weeren der misbruiken en bygeloovigheden in den Godsdienst, die alomme in zwang gingen. Hy kantte zig tegen dezelven, in openbaare Redevoeringen, te DordrechtGa naar voetnoot(y), te Haarlem, te Leiden, en elders in deeze LandenGa naar voetnoot(z), gedaan. Zyne redenen vonden ingang by sommigen; doch de meesten bleeven aan de oude doolingen en gebreken verslaafd. Sommigen zyner Tydgenooten hebben, ondertusschen, verscheiden' merkwaardige zaaken, uit zyne redevoeringen, opgetekend, welken toonen, dat hy geene vreemde begrippen hadt van de hervorming der Kerke. Te Haarlem, predikte hy tegen de Bedevaarten naar WilsenachGa naar voetnoot(a). ‘De Beelden der Heiligen mogten, zyns oordeels, alleen geëerd worden, voor zo ver zy derzelver deugden herinnerden. Bewees 'er iemant eene eer aan, die naar Afgodery zweemde; o liep 'er 't volk testerk naar, dan moest menze uit de Kerken wegneemen. De bloedige Hostien, die men 't volk, als wonderen, om geld, zien liet, behoorden, meende hy, nergens vertoond te wordenGa naar voetnoot(b)’. | |
[pagina 35]
| |
In Duitschland, en veelligt ook hier, heeft hy begeerd, dat men de Hostie niet in 't openbaar omdraagen zou. ‘Het Avondmaal was, zeide hy, om genuttigd te worden ingesteld; niet op dat men 'er mede zou pronkenGa naar voetnoot(c).’ Voorts besnoeide hy de overdaadige inkomsten der Kloosteren, op verscheiden' plaatsenGa naar voetnoot(d). Ook gelukte het hem, de scheuring der Utrechtsche Kerke te heelen, en Bisschop Rudolf met zynen mededinger, Walraven van Meurs, te bevredigen. Rudolf bleef in 't bewind van 't Bisdom; waar uit Walraven alleen een jaarlyks inkomen, benevens den tienden penning van de Beden der Geestelykheid, werdt toegelegdGa naar voetnoot(e). Daarenboven werdt hem 't Bisdom van Munster bezorgd. Rudolf ontzag zig niet, den Munsterschen, die Walraven niet begeerden, den Oorlog aan te doen, om zig van deezen mededinger te ontslaan. Ook wist hy, ten kosten egter van alle zyne middelen, en van de gunst zyner Onderzaaten, Walraven, met geweld, op den Munsterschen zetel te zettenGa naar voetnoot(f). De Kardinaal van Cusa keerde eerlang naar Rome te rug, niet zonder eenig nut hier te Lande te hebben uitgevoerd: hoewel 't ook niet aan bewys ontbreekt, dat men, in 't Stigt van Utrecht, of niet, of zeer bezwaarlyk heeft konnen besluiten, om zig aan al- | |
[pagina 36]
| |
le zyne schikkingen te onderwerpenGa naar voetnoot(g). De Kerkelyke zaaken hebben ons wat lang opgehouden; doch 't was noodig den staat derzelven te ontvouwen, om datze hoe langs hoe meer invloed begonden te krygen, op den burgerlyken staat deezer Landen. De Kerkelyke is zo zeer vermengd met de Weereldlyke Geschiedenis der volgende tyden, dat zy 'er onmogelyk van af te scheiden is: waarom deeze Schets, tot eene Inleiding van 't gene volgen zal, vooraf diende te gaan. Wy keeren tot de weereldlyke zaaken weder. |
|