Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijDe Hollanders woonen den togt tegen de Hussiten by.Veel ingang vondt ondertusschen de Leer deezer mannen in Bohemen: alwaar men, sedert, het Avondmaal onder twee gedaanten hieldt, en het gezag der Kerkvergadering van Constans niet erkende. De Hussiten waren zo ingenomen met dit Leerstuk, dat zy, na 't afsterven van hunnen Koning Wenzelaus, Keizer Sigismund, zynen Broeder, tot zynen Op- | |
[pagina 28]
| |
volger weigerden aan te neemen, om dat hy hun het houden van het Avondmaal, op hunne wyze, niet veroorloven wilde. Martyn de V, die den Keizer met geweld op den Troon van Bohemen wilde zetten, deedt alomme, en ook hier te Lande, in 't jaar 1420, eene Kruisvaart tegen de Hussiten prediken. Jan van Beieren, die aan den Paus en aan den Keizer beide verpligt was, en toen een groot gedeelte van Holland in zyne magt hadt, bewoog, waarschynlyk, verscheiden' Edelen en Poorters tot den togt naar BohemenGa naar voetnoot(i). Men weet, ten minsten, dat dezelve, door zesenvyftig Dordrechtsche Burgers, is bygewoondGa naar voetnoot(k). Doch sommigen hebben aangemerkt, dat onze Landsluiden, van deezen togt te rug keerende, de gevoelens der Hussiten herwaards hebben overgebragtGa naar voetnoot(l). De handelingen der Bazelsche Kerkvergadering, in 't jaar 1431, aangelegd, om den Keizer met de Hussiten te bevredigen, leeren ons, welken deeze gevoelens waren. De Hussiten vorderden daar, als zo veele Voorwaarden, op welken zy zig met de Kerke vereenigen, en den Keizer hulde doen wilden: ‘1. dat den Leeken, in Bohemen, toegelaaten werdt, het Avondmaal onder de beide gedaanten te houden: 2. dat de zondaars, volgens Gods wet, door zulken, aan wien het stondt, werden gestraft: 3. dat Gods Woord, door bekwaame Priesters, gepredikt werdt, en 4. dat den Geestelyken geen Regtsgebied | |
[pagina 29]
| |
over het tydelyke werdt toegelaaten.’ Van deeze stellingen, vonden de drie laatsten thans hier te Lande veel ingang, 't zy dat onze Landsluiden dezelven uit Bohemen gebragt; 't zy dat zy derzelver gegrondheid, uit eigene opmerking van 't gene onder hen voorviel, geleerd hadden. Filips zelf was 'er van overtuigd. Het gedrag, welk hy, sedert, omtrent de Geestelykheid, hieldt, levert 'er onbetwistbaare blyken van uit. |
|