Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijFilips verklaart, welke Heerlykheden vry zyn van Beden.Terwyl Filips, ten deezen tyde, in Holland was, hadt hy een oud geschil beslist, het Regt eeniger Edelen, die voorgaven vry te zyn van de Graaflyke Beden, betreffende. Zyne uitspraak, die nog nimmer gedrukt is, en veel opheldering geeft aan den toestand der | |
[pagina 15]
| |
Hollandsche Edelen van deezen tyd, en aan de voorregten van derzelver byzondere Heerlykheden, is gewigtig genoeg, om hierGa naar voetnoot(u) te worden ingevoegd: | |
Uitsprake, welke Heerlykheden vry zyn van Beden, welke daerentegen de Bede subject.Omtrent een jair geleden, als myn genad. Vrouwe van Bourgn. in den Hage was, ende aldair by hair vergadert waren tot eenre dachuairt die gemeen Baenridzen, Ridderen en Knapen van Hollant en van Vrieslant, soe dede myn gen. Vrouwe openen en seggen voir hem, op dat yemant van hunluyden meynden en houden wouden dat die luyden en Ondersaten, geseten in hoeren Heerlicheden gelegen in Holl. en Vriesl. ende die sy van mynen gen. Heere als graue van Holl. te leen houden, schuldich syn vry te wesen van te gelden en te contribueren in den beden die mynen gen. Heere van Bourgn. in synen landen van Holl. en van Vriesl. voir die tyt gegeven waren, ende noch gegeven souden worden, dat een yegelic, hem dies vermetende, overbrengen souden in den handen van myns genadichs Heeren Rade hair privilegien, brieven en bethonen, dair mede sy hem dair in behelpen souden willen, ende myn genad. Heere op dese tyt in den Hage tegenwoirdich wesende heeft denselven synen Baenridzen, Ridderen en Knapen desgelycx doen openen en seggen; Wair op myn genad. Heere heeft doen oversien alle die hrieven, privilegien, scriften en bethonen, die yemand van | |
[pagina 16]
| |
de voirsz. Baenridzen, Ridderen en Knapen overgebracht ende gethoent hebben, ende meerre sekerheyt, soe heeft hy dairenboven doen oversien en visiteeren syne registeren en rekeningen van over lange jairen 't welke al in 't lang wail duersien wesende mit goeder deliberacie, ende na advys ende rypen raat dairop gehadt by myns genadichs Heeren rypen Rade; soe is dairop wtgesproken, geordineert en gedeclareert 't geent dat hierna volcht. Eerst die Abdisse van Reynsburch als van hoire Heerlicheit en Ondersaten van Reynsburch. Die Grave van Oistervant, als van der Heerlicheit en Ondersaten des lants van Voirne, hem verleent by mynen genadigen Heere syn leven lang. Die Heer van Egmonde, alsoe verre als 't ancleeft der Parochie van Egmonde, en syne Ondersaten dair in geseten. Die Jonch. van Gaesbeke, als van synen Heerlicheden en Ondersaten van Putte en Stryen. Die Heer van Brederode als van synre Heerlicheyt van Vyanen. Die Heer van Yselsteyn als van der Heerlicheyt van Yselsteyn. Die Heer van Cruningen, als van der Heerlicheyt van Heenvliet, als een lit 's lants van Voirne. Heer Geryt van Poelgeest, als van der Heerlicheyt van Hoichtmade. Heer Arendt van Gendt, Florys van Kyfhoeck, en Goidscalc Oom, van de Heerlicheden in eenen privilegie begrepen alse Papendrecht, Mathena, Wyngarden, Wervelcamp, Cortengne, Slingelant, Goudryaen, Heerdincvelt, ende Giesenmonde. Als van de Heeren en Vrouwen voirn. ende van | |
[pagina 17]
| |
hoeren Ondersaten geseten in der Heerlicheden voirsz. soe is wtgesproken, dat myn gen. Heere die reserveert en hout in state in sulker vormen, dat hair Ondersaten van den beden die mynen gen. Heere voir dese tyt in synen Landen van Holl. en van Vriesl. gegeven hebben geweest, die tegenwoirdelic loop hebben ende die nog hierna hem gegeven zullen worden, ombelast wesen sullen, soe lange en tot der tyt toe dat by mynen gen. Heere anders dairop geordineert, en gedeclareert sal wesen: Mar dat alle die ander luyden en Ondersaten geseten in enigen anderen Heerlicheden gelegen in Hollant en in Vrieslant ende die men van der Graefscip van Hollant of Heerlicheit van Vrieslant te leen hout, oick wien die toebehoiren, sullen mede gelden en contribueren den beden die mynen gen. Heere voir dese tyt gegeven hebben geweest, die men nu geeft en loop heeft, ende die men in toecomende tyden geven sal, gelyc eenige ander Ondersaten myns gen. Heeren, ende ymmer der Heeren luyden en Ondersaten hier na genoemt en verclairt. Die Heer van Brederode, alse van synen Ondersaten van der Oge ende van Tempel. Die Heer van Egmonde, alse van synen Ondersaten van Wermenhuisen, van Haringkerspel, van Petten, van Outkerspel, van Backom ende van Huisduinen. Die Heer van Wassenair, alse van synen Ondersaten van Wassenair, ende in Oestgeest. Die Heer van Montfoirde, als van synen Ondersaten van Purmerende, van Necke, van Linschoten, van Hekendorp en dat dair an cleeft. Heer Lodewyc van Montfoirde van der Heerlicheyt van Hasertswoude. | |
[pagina 18]
| |
Heer Gysbrecht van Vyanen van der Heerlicheyt van Oisthuisen en van Nuwecoip. Heer Henric van Cronenburch van der Heerlicheyt van Loven [L. Lonen, d.i. Loenen]. Heer Eduwairt die Bastairt van Hollant van Hoichtwoude mit synen toebehoiren. Die Vrouwe van der Veer mit hoeren mededeelres van de Heerlicheyt van Abbenbroeck. Geryt van Hemsteden van der Heerlicheyt van Benthuisen. Willem die Bastairt van Hollant, van der Heerlicheit van Schagercogge. Jan van Zwieten van der Heerlicheit van Opmeer. Wolfairt van der Mailsteden van der Heerlicheit van Bergen in Kennemerlant. Jacob van Woude, van der Heerlicheit van Warmonde. Jan van der Boichorst van der Heerlicheit van Noirtigerhout ende anders in Nortich. Henric van Naildwyc, van der Heerlicheit van Naildwyc en dat dair an cleeft. Dirc van Assendelff van der Heerlicht. van Assendelff. Dese wtsprake ende declaracie was gedaen en wtgesproken op ten eersten dach van Decembry anno xiiij. c xlv. by mynen genad. Heere van Bourgn. in tegenwoordicheit der Baenridzen, Ridderen en Knapen van Hollant en van Vrieslant, dair by waren myn Heer die Cancellier van Bourgn. die Bisschop van Verduyn, die Heer van Croy, die Heer van Crequy, die Heer van Lallaing, die Heer van Santes, Mr. Francoys van Gendt, Mr. Philips van Manterre, Mr. Pieter Brandyn, die Rade van den Camer van Hollant, alse | |
[pagina 19]
| |
Heer Goeswyn die Wilde President, Borssel, Zyl, Gendt, Hove, Zwieten, Eecke, Wissenkercke, Potter en Van der Meer ende van den Rade myns gen. Heeren; ende dese navolgende van den landen van Hollant ende Vrieslant, die Grave van Oistervant, die Jonchr. van Gaesbeeck, die Heer van Brederode, die Heer van Wassenair, die Heer van Yselsteyn, Hr. Jan van Wassenair, Hr. Lodewyc van Montfoirt, Hr. Gysbrecht van Vyanen, die Jonchr. van Montfoirt, Hr. Geryt van Poelgeest, Hr. Dirc van der Merwede, Hr. Willem van Alcmade, Willem van Brederode, Ailbrecht van Egmonde, Jan van Poelgeest, Hr. Evert die Bastairt van Hollant, Willem die Bastairt van Hollant, Jan van Nortich en veel andere. Dese wtsprake gedaan wesende, enich van de voirsz. Heeren alse die Hr. van Egmonde, die Hr. van Brederode, die Hr. van Wassenair en Hr. Gysbrecht van Vyenen replyceerden dairop meynende sommigen dat sy meer bethoons hadden van brieven en andere redene, dan sy noch ter tyt voirt gebracht en gethoent hadden, versouckende dair in gehoirt te wesen, ende niet belast te worden sonder redene; wair op myn gen. Heere denselven dede verantwoirden ende seggen, dat syne voirsz. witsprake ende declaracie van wairden blyvende gelyc voirsz. staat, en altois betalende syn bede, wairt so dat sy enige meer privilegien, rechten of bethoonen by brengen wouden, verder dan sy gedaan hadden, myn genadigen Heere wair altyt bereyt om die te hoeren en te duersien, als sy hem die voirt brengen soude, ende dair na hem sulc bescheit dair af te laten geschien, dat sy mit rechte hem niet en souden hebben te beclagen. |