Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijSlegte tyd en drukkende lasten.De Kabbeljaauwschen bedienden zig van de omstandigheden, in welken 't Land zig toen bevondt, om 't Gemeen, tegen de Hoekschen, gaande te maaken. De strenge Winter des jaars 1442 was gevolgd van eenen kouden Zomer, die den gewassen veel nadeels toegebragt,Ga naar margenoot+ en groot gebrek hier te Lande veroorzaakt hadt. Hier kwamen zwaare belastingen by, die, om de buitengewoone tienjaarige Graaflyke Bede te voldoen, alomme op de Gemeente gelegdGa naar voetnoot(b), en met veel weerzin gedraagenGa naar margenoot+ werden. In Bloeimaand des jaars 1444, werdt 'er, ter Vergadering van Holland, in | |
[pagina 5]
| |
den Haage, van wege den Hertoge, eene nieuwe Leening van de Steden gevorderd. Doch de Gemagtigden van Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam en Rotterdam verklaarden, niet gelast te zyn, hierin te bewilligen. Ook hadden zy, naar 't schynt, reeds zo wel ondervonden, dat de Gemeente niet meer diende bezwaard te worden, dat zy geenen anderen raad wisten, om den Hertoge te voldoen, dan hem, of den Stadhouder, aan te bieden, dat zy, elc in hoir persoon, mit hoeren vrienden, ― ― mynen genadigen Heere, wt hoeren boedel, leenen wildeGa naar voetnoot(c). De Gemeente, gedrukt door den duuren tyd en de zwaare belastingen, was ondertusschen bevreesd voor nieuwen. De Kabbeljaauwsche Vroedschappen, in sommige Steden, roeiden hier onder, en gaven den Hoekschen alleen de schuld van alles, waar over de Gemeente morde. |
|