Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXIV. Verdrag met de Saxers en Friezen.Sedert werdt, te Saltz, een Koninglyk Paleis, aan de Rivier de Sala in Frankenland gelegen, werwaards zig de wederzydsche Grooten begeven hadden, een Verdrag met de Saxers en Friezen getroffen; van 't welk ons een Digter, die omtrent het einde der negende eeuwe bloeide, de meeste voorwaarden bewaard heeft. Hy spreekt, 't is waar, alleen van een Verdrag met de Saxers; doch men moet agten, dat 'er de Friezen mede in begreepen geweest zyn. Andere geloofwaardige SchryversGa naar voetnoot(v) getuigen, dat zy, in deezen laatsten kryg, met de Saxers verbonden geweest waren, en deeze Digter zelf geeft, op andere plaatsen van zyn werkGa naar voetnoot(w), | ||||||
[pagina 443]
| ||||||
te kennen, dat de Friezen, zo wel als de Saxers, den Frankischen Ryke, na deezen tyd, onderworpen geweest zyn. De voorwaarden des Verdrags kwamen hier op uit: ‘De Saxers en Friezen beloofden den Kristelyken Godsdienst te zullen omhelzen, en den Bisschoppen, die over hen gesteld zouden worden, onderdaanig te zullen zyn. De Regters of Graaven, die de Frankische Koningen onder hen zenden zouden, moesten elk Volk, naar zyne Vaderlyke wetten, regeeren. Wyders werden zy van het opbrengen van allerlei lasten en schattingen ontheeven, de tienden voor de Geestelykheid alleenlyk uitgenomenGa naar voetnoot(1). Men gaf of liet hun den | ||||||
[pagina 444]
| ||||||
eernaam van VryeLuiden, en van deezen tyd af, schynen de Friezen in 't byzonder den naam van Frye Freesen gevoerd te hebben, die, in hunne oude Land-regten en Kronyken, zo gemeen isGa naar voetnoot(x). ‘Eindelyk werdt vastgesteld, dat de Saxers en Friezen voortaan als één Volk met de Franken aangemerkt, en door éénen Koning geregeerd zouden wordenGa naar voetnoot(y)’. De inhoud van dit verdrag is te opmerkelyker, om dat men 'er den oorsprong in ontdekt der menigvuldige verdigtsels, van welken de Friesche Kronyken en oude Landregten vol zyn; als, dat Koning Karel de Friezen, die hem Rome hadden helpen winnen, allen vry verklaard, en, schoon zy te vooren naakt en bloot waren, tot Vry-Heeren of Burg-Heeren van Rome gemaakt heeftGa naar voetnoot(z), en meer diergelyke fraaije vertellingen, vervat in den | ||||||
[pagina 445]
| ||||||
verdigten open' Brief, den Friezen, zo 't heet, door Karel den Grooten verleendGa naar voetnoot(2). Men stelt, met meer grond, vast, dat Karel, by gelegenheid van het Verdrag, van 't welk wy spreeken, den Friezen eenige nieuwe Wetten gegeven, of de ouden, welken zy reeds hadden, verschikt en verbeterd heeftGa naar voetnoot(a). Behalven de Landregten, in 't oud Friesch, die men ook voorgeeft, van Karel den Grooten herkomstig te zynGa naar voetnoot(b), heeft men nog Wetten, in de Latynsche Taale, in welken dikwils van den Koning gewaagd wordtGa naar voetnoot(c). Deezen schynen door Koning Karel gegeven te zyn. Doch eenige FriescheGa naar margenoot*Wyzen, zo als zy geheeten worden, met naame Willemarus en Saxmundus, hebben 'er eenige Wetten bygevoegd. 't Blykt klaar, dat 'er, in deeze Wetten opzigt genomen is op den Kristelyken Godsdienst, naar het begrip, 't welk men 'er zig, ten deezen tyde, van maakte: alzo 'er het doen van dienstwerk, op den dag des Heeren, in verbooden wordtGa naar voetnoot(d). Eene Wet is 'er nogtans onder, die vreemd genoeg | ||||||
[pagina 446]
| ||||||
luidt, om voor eene Heidensche gehouden te worden: ‘Die in eenen Tempel gebroken is, staat 'er, en iets van 't Heilige geroofd heeft, wordt aan den zeekant gebragt; alwaar hem, in het zand, 't welk de vloed gewoonlyk bedekt, de Ooren gespleeten worden. Voorts wordt hy ontmand, en den Goden of Heiligen [Diis], wier Tempels hy geschonden heeft, opgeofferdGa naar voetnoot(e)’. Het Verdrag, 't welk gelegenheid tot het instellen deezer Wetten gaf, was egter, in allen opzigte, den Friezen, niet even voordeelig. Zy bleeven, desonaangezien, zo wel als de Saxers, tot na Koning Karels dood, beroofd van het Regt op hun vaderlyf erfgoed; 't welk hy hun, te vooren, benomen hadtGa naar voetnoot(f). Schoon nu, na 't sluiten van dit verdrag, veele Saxers en Friezen nog ongeloovig bleevenGa naar voetnoot(g), deeden egter de meesten belydenis van den Kristelyken Godsdienst. Karel de Groote bediende zig van allerlei middelen, om hen daar toe over te haalen. Die het Evangelie aangenomen hadden, werden met schatten en eerampten begiftigd. De behoeftigen, onder hen, kreegen hun deel aan den overvloed, dien Frankryk uitleverde. De Wyn, aan welken zy, in hun eigen Land, gebrek hadden gehad, werdt hun hier rykelyk toegedronken. De voornaamsten werden met geld en kostbaare kleederen, uit den | ||||||
[pagina 447]
| ||||||
buit, dien men op den Vyand behaald hadt, begiftigd. Kortom kleinen en grooten werden meer van 's Konings goedheid overtuigd, dan zy voorheen zyne strengheid gevreesd haddenGa naar voetnoot(h). De Hunnen waren te vooren ook al t' eenemaal onder de magt der Franken gebragtGa naar voetnoot(i); zo dat deezen de paalen hunnes gebieds allengskens wyder en wyder uitzetteden. Doch eer dit alles gebeurd ware, hadt KoningGa naar margenoot+Karel, te Rome, den eernaam van Keizer aangenomen. Hy hadt, in 't jaar zeven honderd negen en negentig, Paus LeoGa naar margenoot+den III., die in den haat der Romeinen vervallen en uit Rome verdreeven was, in den Pausselyken zetel, hersteldGa naar voetnoot(k). Ten deezen einde, in 't volgend jaar, zelf binnenGa naar margenoot+Rome gekomen, was hy van al het Volk, Geestelyken en Weereldlyken, met toejuiching ontvangen. Men hadt toen te Rome verscheiden' Schoolen van VreemdelingenGa naar voetnoot(l), onder anderen van Franken, Friezen en Saxers, die, door Karel zelven of door iemant zyner voorzaaten, derwaards gezonden, of, gelyk ook wel gebeurd was, door de Pausen ontboodenGa naar voetnoot(m) waren, om zig in de Godgeleerd- | ||||||
[pagina 448]
| ||||||
heid te oefenen. Deezen, met vaandels en baanderrollen uitgerust, haalden den Koning inGa naar voetnoot(3), onder 't zingen van geestelyke gezangenGa naar voetnoot(n). De Paus werdt wel haast van de misdaaden, welken men hem te last leide, zuiver verklaard: en deeze dienst was eenen anderen waardig. Men vernam, omtrent deezen tyd, te Rome, dat de Keizerlyke waardigheid, in 't Oosten, vernietigd wasGa naar voetnoot(o). 't Zy dat veelen Irene, die toen regeerde, voor geene Keizerin erkennen wil- | ||||||
[pagina 449]
| ||||||
den; 't zy dat men, ten gevalle van Koning Karel, een gerugt loopen liet, 't welk geenen grond hadt. Immers hy begaf zig, op den Kersdag, in de S. Pieters Kerke, alwaar Paus Leo hem, terwyl hy, voor den Altaar, zyn gebed deedt, eene Keizerlyke Kroon op 't hoofd zettede. Op welk gezigt, al 't Volk uitriep: Leeven en zegen aan den doorlugtigen en van God gekroonden Karel, den grooten en vreedzaamen Keizer der Romeinen! Hier op werdt hy van den Paus, gelyk men, omtrent de oude Roomsche Keizers te doen plagt, plegtiglyk aangebeden, en met verwerping van den naam PatriciusGa naar voetnoot(p), Augustus en Keizer der Romeinen genoemdGa naar voetnoot(q). De Keizer, hoe zeer met zyne nieuwe waardigheid ingenomen, wilde egter den naam hebben, dat hy 'er niet naar gestaan hadt. Hy gaf voor, dat hy, dien dag, niet ter Kerke gekomen zou zyn, zo hem 's Pausen oogmerk, ook maar eenigszins, bekend ware geweestGa naar voetnoot(r). Nogtans getuigt een Schryver der negende eeuwe, met ronde woorden, dat de Paus den Koning, te vooren al, uitdrukkelyk beloofd hadt, dat hy hem de Keizerlyke Kroon op 't hoofd zetten zou, indien de Koning hem tegen zyne vyanden verdedigen wildeGa naar voetnoot(s). Doch het ontwarren der staatkundige stree- | ||||||
[pagina 450]
| ||||||
ken, die hier onderliepen, niet tot ons oogmerk behoorende, sluiten wy dit Boek met de verheffing van den overwinnaar der Saxers en Friezen, stellende het verhaal der zaaken, die ons van nader by betreffen, tot het volgende Boek uit. | ||||||
Verbeteringen.
|
|