Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVII. Kryg tusschen de Saxers en Sueven.De Saxers, onder zyne Regeeringe, met deGa naar voetnoot(6) Langobarden, in Italie gevallen zyndeGa naar voetnoot(w), stroopten, sedert, in de Landen, die onder 't Ryks aandeel van Guntram behoorden;Ga naar margenoot+doch, van daar verjaagd, keerden zy naar Oostfrankryk te rug. Sigebert gaf hun verlof, om het Land, 't welk zy te vooren bewoond hadden, wederom te betrekken. Doch het was, sedert, door de Sueven en andere Volkeren, ingenomen. Met deezen raakten de Saxers terstond handgemeen. Men boodt hun eerst een derde, daar na de helft, eindelyk twee derde deelen van | |
[pagina 325]
| |
het Land aan; doch vergeefs. Zy scheenen vastgesteld te hebben, om het geschil met de Sueven, door de wapenen, te beslegten. En zo zeer hielden zy zig van de overwinning verzekerd, dat zy de Suevische Vrouwen reeds onder zig verdeelden. Doch zy vonden zig bedroogen, in hunne verwagting. Van zes en twintig duizend man, uit welken hun Leger bestondt, sneuvelden 'er twintig duizend; terwyl 'er, van de Sueven, die maar zes duizend sterk waren, niet meer dan vier honderd en tagtig bleeven. Het overschot der Saxers, wanhoopig geworden, deedt, volgens de aloude gewoonte der GermaanenGa naar voetnoot(x), eenen eed, dat zy hair en baard zouden groeijen laaten, tot dat zy zig aan hunne vyanden gewrooken hadden. Men kwam wederom tot een gevegt; doch de magt der Saxers werdt eerlang dermaate geknakt, dat zy zig in rust hieldenGa naar voetnoot(y). Veel oneenigheid was 'er, ondertusschen, onder de Frankische Vorsten, over de Ryksverdeeling. Chilperik, de jongste en onrustigste, te onvrede met zyn aandeel, maakte zig meester, nu van de ééne dan van de andere Plaats, onder het aandeel zyner Broederen behoorende. Van Sigebert veroverde hy Tours en Poictiers en verscheiden' andere Steden. Doch deeze, een magtig Leger,Ga naar margenoot+aan de regter zyde des Ryns, by een verzameld hebbende, trok met het zelve te | |
[pagina 326]
| |
rug over die Riviere, en dreef Chilperik tot over de Seine, terwyl deszelfs Landen, alomme, door de Overrynsche Krygsknegten, geplonderd en verwoest werdenGa naar voetnoot(z). Chilperik begaf zig, met zyne Gemaalin en Kinderen,Ga naar margenoot+in 't volgend jaar, binnen Doornik, welke Stad hy versterken deedtGa naar voetnoot(a). Doch hy werdt, wel haast, door Sigebert, belegerd, die egter hier, op 't onverhoedst, aan zyn einde kwam. Fredegunde, Gemaalin van Chilperik, liet hem, door twee omgekogte jongelingen, gewapend met messen met venyn bestreeken, ten aanschouwen van zynen gantschen Hofstoet, moorddaadiglyk van 't leven beroovenGa naar voetnoot(b). Ga naar margenoot+ De dood van Sigebert bragt geene kleine verandering in de Frankische zaaken te weeg. Chilperik stelde zig in 't bezit van Oostfrankryk. De Friezen en andere Overrynsche Volkeren werden dermaate van ontzag voor zyne aanwassende magt getroffen, dat zy, die te vooren Sigebert schynen bygestaan te hebben, nu niets vyandlyks meer tegen Chilperik onderneemen durfdenGa naar voetnoot(c). Ook hadt hy zig terstond van zyns Broeders Weduwe en Kinderen verzekerd, die eenen tyd lang te Parys gevangen gehouden werden. Doch één deezer Kinderen, uit zyne gevangenis ontvlugt en te Mets gekomen zynde, werdt daar, tot zyns Vaders Opvolger ver- | |
[pagina 327]
| |
klaardGa naar voetnoot(d). Chilperik sloot sedert een verdragGa naar margenoot+met deezen zynen Neef, Childebert den II, waar by hy hem, voor wettigen Koning van Oostfrankryk, erkende. Brunechilde, Weduwe van Sigebert, behieldt, onaangezien zy uit de gevangenis ontslaagen, en met Chilperiks Zoon, Meroveus, doch tegen zyns Vaders zin, herhuwd was geweestGa naar voetnoot(e), zulk eenen onverzoenlyken haat tegen Chilperik, dat zy hem, naar sommiger getuigenis, in zyn Leger voor Toulouse, door zekeren Falko, verraaderlyk deedt ombrengenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot(f). Anderen beschuldigen Chilperiks eigen' Gemaalin, Fredegunde, met deezen moordGa naar voetnoot(g). De oudste Frankische Schryvers verhaalen alleenlyk, dat Chilperik, terwyl hy van 't paard klom, door eene onbekende hand, met twee steeken, gedood werdtGa naar voetnoot(h). |
|