Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVII. Juliaans krygstogten tegen de Germaanen.Doch de vrede duurde maar weinige jaaren. Na 't omkomen van Konstantyn den jongen en van KonstansGa naar voetnoot(e), en toen nu hun Broeder Konstantius, alleen 't gebied in handen gekreegen hadt, ondernamen de Franken, Alemannen en Saxers, onder bevel van verscheiden' KoningenGa naar voetnoot(f), wederom hunne voorige togten over den Ryn, zig meester maakende van wel vyf en veertig oude en bloeijende steden, die langs den stroom gelegen waren, en allen uitgeplonderd en verwoest werden: waar na zy den behaalden buit, benevens een groot getal der Ingezetenen over den stroom, met zig, te rug voerdenGa naar voetnoot(g). De beste Gallische Adel werdt omgebragt, of genoodzaakt strenge Heeren te dienen. De verwoeste steden lagen onbewoondGa naar voetnoot(h), of waren van de Germaanen in bezit genomen. En die wat te afgelegen waren, om verwoest te konnen | |
[pagina 235]
| |
worden, lieten zy in de magt van knevelag tige Regters, door hen derwaards afgezonden, die de arme Inwooners, tot op het gebeente toe, uitmergelden, zelfs tot zo verre, dat veelen liever wenschten, door de Barbaaren gedood, of gevangelyk weggevoerd te mogen wordenGa naar voetnoot(i). Het Land, door hen, aan den linker' oever des Ryns, bezeten, strekte zig, van den oorsprong dier Riviere, tot aan de Zee toe, uit; en die zig digtst aan de grenzen van Italie nedergeslaagen hadden, lagen driehonderd stadiën van den Rynstroom af. Driemaal zo veel lands nog was 'er door deeze volkeren afgeloopen en verwoest, 't welk men den Galliërs niet toelaaten wilde op nieuws te bebouwenGa naar voetnoot(k). Konstantius, die dit alles geenszins verwagt hadt, ontbiedt, zo dra hy 'er tyding van bekomt, zynen Neef Juliaan van Athene, dien hy eerst tot Cezar verklaart, en daarna, met een Leger, ter beteugeling der Germanische Volkeren, naar Gallie zendtGa naar voetnoot(l). Juliaan, in Gallie gekomen, vondt de zaakenGa naar margenoot+ aldaar in eenen hagchelyken toestand. In 't kort egter, maakte hy zig, zonder slag of stoot, meester vanGa naar voetnoot(9) Augustodunum,Ga naar voetnoot(1) Brocomagum | |
[pagina 236]
| |
en eenige andere steden, voorheen door de Barbaaren bemagtigdGa naar voetnoot(m). Daar na trekt hy naar Agrippine, eene sterke stad, die, omtrent tien maanden geleeden, door de Franken overmeesterd, de eerste was, welke, eenigen tyd belegerd geweest zynde, van hem, na 't maaken van een verdrag met hunne Koningen, ingenomen werdtGa naar voetnoot(n). Vervolgens zig naar deGa naar voetnoot(2) Stad der Senonen begeven hebbende, om aldaar te overwinteren, werdt hy daar van de Barbaaren belegerd; die egter, na den dertigsten dag, vrugteloos moesten aftrekkenGa naar voetnoot(o). Sedert werdt hy te raade, de overal herom zwervende Alemannen, met een verspreid Leger, in te sluiten, om dezelven, dus in 't naauw geraakt, te zekerer op de slagtbank te brengenGa naar voetnoot(p). Zy hadden zig, langs den linker oever des Ryns, ter neder geslaagen; en vernamen de aankomst des Romeinschen Legers zo dra niet, of een gedeelte maakt de enge en moeilyke wegen, door het omver houwen van zwaare boomen, t'eenemaal onbruikbaar, terwyl een ander gedeelte, zig op de Eilandjes begeven hebbende, welken, hier en daar in den Ryn, en zo men wilGa naar voetnoot(q), niet verre van Bazel, verspreid la- | |
[pagina 237]
| |
gen, den Romeinen en Juliaan zelven van daar, onder een bitter gehuil, de schamperste scheldwoorden toedreef. Juliaan, hier door nog meer in toorn ontsteken, en verneemende, uit eenige gevangenen, dat de stroom, in zulk heet weder als men toen hadt, ligtelyk doorwaad kon worden, beveelt eenige ligtgewaapende hulpbenden, mogelyk Batavieren, over den stroom te trekken, die, nu al waadende over de ondiepten, dan al zwemmende, met de schilden onder 't lyf, aan het naaste Eiland kwamenGa naar voetnoot(r). Ysselyk was toen de slagting onder de Alemannen. Jong en oud, vrouwen zo wel als mannen, werden, zonder onderscheid, omgebragt. De Romeinen, eenige ledige Schuitjes magtig geworden zynde, schooven 'er, al hobbelende, mede van het één Eiland naar het ander: en toen zy zat van doodslaan waren, keerden zy allen rykelyk met buit belaaden, waar van hun egter een gedeelte, door den sterk afloopenden stroom, ontvoerd werdt, aan den linker Oever des Ryns te rugGa naar voetnoot(s). In 't volgend jaar, trok Juliaan af op eenenGa naar margenoot+ geweldigen hoop van Alemannen, die byGa naar voetnoot(3) Argentoratum gelegerd waren. Deezen wederstonden kloekmoediglyk den eersten aanvalGa naar margenoot+der Romeinen; welker Ruitery reeds begon | |
[pagina 238]
| |
te deinzen, toen de Alemannen, hunnen yver verdubbelende, met zo fel eene woede, op het Voetvolk aanvielen, dat de overwinning volkomen aan hunne zyde scheen te ftaanGa naar voetnoot(t). Doch, in dit uiterste, komen de Batavieren, die tot hier toe buiten den stryd gebleeven waren, onder 't geleide hunner Koningen, als in welker gezigt zy van ouds dapperst plagten te stryden, snellyk aanrennen, om de Romeinsche Ruitery by te springen. Toen werdt 'er met verdubbelde kragten gestreeden. De schigten en 't werpgeweer werden van weerskanten rykelyk gespild. En daar men elkanderen naast was, vogt men met korte opsteekers. De gekwetsten stonden, eer ze nog bloed gestort hadden, wederom op ten stryde. Men scheen 'elkanderen te evenaaren in dapperheid. De Alemannen streeden wel woest en ongeregeld; maar waren wederom sterker en grooter van lighaam dan de Romeinen. En deezen, in geregelde Krygskonst dooroefend, vogten bedaard en voorzigtig. Zy vertrouwden op hunnen moed; de Alemannen op hunne grove lighaamen. Dikwils herstelden zig de Romeinen wederom, na dat ze door het geweld der wapenen, uit hunne plaats gedrongen waren. De Barbaaren, van vermoeidheid niet konnende staande blyven, zag men, met de linker knie op den grond, den vyand ten stryde uitdaagen: een bewys, voorwaar, van de uiterste vertwyfeldheid. Schielyk daar op, doet zig een | |
[pagina 239]
| |
drom voor van de voornaamste Alemannen, onder welken ook de Koningen waren, die, van den gemeenen hoop gevolgd, op de Romeinen inbreeken, en tot in 't midden des Legers doordringen. Hier stondt de Soldaat digt geschaard en trof daarom de Alemannen, die zig te veel bloot gaven om de orde der Romeinen te breeken, te wisser in de zyden. Wel haast werdt de groote hoop, na 't ombrengen van veelen, op de vlugt gedreeven. En 't viel meer naar wensch dan naar verwagting uit, dat hun, van alle kanten langs den stroom, vaartuigen te gemoet kwamen, die veele vlugtenden ontvingen. Zy werden ondertusschen van de Romeinen, tot aan het Hersinische woud toeGa naar voetnoot(v), op de hielen gevolgd, en by gebrek van scherpe zwaarden, met hunne eigene pylen gegriefd. Veelen, doodelyk gewond, smeekten om een schielyk einde. Anderen, reeds zieltoogende, baden, met stervende oogen, om het leven. Eenigen, die, ongewond, langs den glibberigen kleigrond, vlooden, stortten in net bloed hunner spitsbroederen, en werden, de een door den anderen, verpletterd. Anderen, die, den Stroom bereikt hebbende, poogden over te zwemmen, verdronken, eer zy de overzyde behaalen konden, of werden, door de Romeinen, van den oever, met pylen doorschooten. Sommigen, in 't zwemmen onervaaren, hielden zig vast aan ervaarener, of lagen een poos te dobberen, als zy van hunne spitsbroeders los gelaa- | |
[pagina 240]
| |
ten werden; tot dat zy, worstelende met de golven, of van de zelven ingezwolgen werden, of op een schild, onder 't moeilyk arbeiden tegen den afloopenden stroom, allengskens, in de schuinte voort, ter naauwer nood behouden aan den overzydschen oever geraakten. Koning Chnodomer, zyn aangezigt bedekt hebbende, om onbekend te blyven, vloodt te paard naar de Rivier, alwaar vaartuigen besteld waaren, om hem over te voeren: doch in de moerassen blyvende steeken, werdt hy genoodzaakt, den weg langs eene hoogte te neemen, alwaar hy, door de Romeinen, van verre gezien, gekend, agterhaald en gevangen genomen werdt. Men vondt hem van tweehonderd mannen en drie boezemvrienden verzeld, die 't allen voor een schelmstuk hielden, na den Koning te leeven, of niet voor hem te sterven: weshalven zy zig met hem binden lieten. Hy werdt sedert, door Juliaan, aan den Keizer gezonden, om ten zigtbaaren blyke van de behaalde overwinning der Romeinen te strekkenGa naar voetnoot(w). Dus eindigde dit bloedig gevegt. Men vindt aangetekend, dat 'er van de Romeinen niet meer dan tweehonderd drie en veertig man en drie Hoofdluiden sneuvelden. Van de Alemannen zouden zes duizend lykenGa naar voetnoot(4) op het slag- | |
[pagina 241]
| |
veld geteld zyn; behalven eene groote menigte, die in den stroom omkwamGa naar voetnoot(x). Wy hebben deezen stryd, schoon buiten ons Vaderland voorgevallen, wat omstandiger te boek gesteld, om dat 'er de Batavieren in gemengd geweest zyn. Haast zullen we de Romeinen aan onze grenzen zien. Juliaan, over den Ryn getrokken, en wederom eenen hoop Alemannen geslaagen hebbende, herstelde de sterkte, die door Trajaan, gelyk wy te voorenGa naar voetnoot(y) aanweezen, zo 't schynt, tegen over Maguntiakum, gestigt wasGa naar voetnoot(z). Daar na beteugelde hy eenen hoop van byna zes honderd Franken, die omtrent Agrippine enGa naar voetnoot(5) Juliakum strooptenGa naar voetnoot(a). Den winter te Parys overgebragt hebbende, besloot hy, den Vyand, vroeg in 't voorjaar, en eer dezelve zyne magt zou by een gebragt hebben, op 't lyf te vallen. Ondertusschen scheen hy niet te velde te konnen trekken, dan na dat het wintergraan ingezameld, en uit Aquitanie of Gascogne, in 't Le- | |
[pagina *5]
| |
L.F. du Bourg del.
J. Folkema Sculp. De Saliërs in Batavia onderwerpen zig aan den Veldheer JULIAAN. | |
[pagina 242]
| |
ger gebragt zou zyn; 't welk eerst diep in 't voorjaar zou konnen geschieden. Doch Juliaan overwon deeze zwaarigheid, doende van het graan, dat anders in de Winterlegeringen zou verteerd zyn geworden, hard brood bakken; 't welk den willigen SoldaatGa naar margenoot+op de schouders gelaaden werdt. Dus voor vyf of zes maanden voorzienGa naar voetnoot(b), brak hy op, trekkende naar de uiterste grenzen van Gallie, aan den Zeekant, alwaar de Ryn uitliepGa naar voetnoot(c), van zins om eerst de Saliërs, daar na de Chamaven tot reden te brengen. |
|