Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 194]
| |
Regeeringe van Lucius Septimius Severus, by den Keizer in merkelyke agting; 't zy om dat ze hem de moorders van zynenGa naar margenoot+voorzaat Pertinax hadden helpen ontwapenenGa naar voetnoot(x); 't zy om eenige andere reden. Immers men vindt aangetekend, dat de Batavieren, ten deezen tyde eene byzondere Keurbende uitmaakende, het voorregt hadden, om Wyngaardstokken, even als de Honderdmannen der Romeinen, in de hand te mogen draagenGa naar voetnoot(y); of om 'er de traage Krygsknegten mede voort te dryven, of om de zelven, als de Krygsknegten geftraft werden, ten teken van Regterlyk gezag, vast te houden. Ga naar margenoot+ Severus, schoon spaarzaam uit der aart, heeft egter, in verscheiden' steden, een aanmerkelyk getal van nieuwe gebouwen gestigt, of ouden hersteldGa naar voetnoot(z). Waarom men het geenszins vreemd vinden moet, dat hy, zig by de volkeren, die langs den Ryn woonden, ophoudendeGa naar voetnoot(a), in het Eiland der Batavieren, een Wapenhuis voor de vyftiende Keurbende der VrywilligenGa naar voetnoot(1), 't welk door ouder- | |
[pagina 195]
| |
dom vervallen was, onder 't beleid van den Oversten Cecilius Bato, heeft doen herstellen. Immers men heeft, in den jaare vyftienhonderdGa naar margenoot+en twee, te Roomburg by Leiden, eenen steen gevonden, in de grondslagen van een ruim vierkant gebouw, welks Opschrift al het gemelde aan Lucius Septimius Severus en deszelfs Zoon, Markus Aurelius Antoninus, toeschryftGa naar voetnoot(b). De steen, die vermoedelyk in den voorgevel van 't gebouw gestaan heeft, moet 'er, na het jaar honderd zes en negentig, geplaatst zyn; alzo de Raad, eerst in dat jaar, den bynaam van Antoninus, dien Severus Zoon, in het opschrift, draagt, aan hem gegeven hadtGa naar voetnoot(c). Meer andere steenen, hier te lande gevonden, bewyzen dat Severus zig hier opgehouden heeft. In het opschrift van eenen deezer steenen, schynt gewaagd te worden van eenen Altaar, door hem hersteldGa naar voetnoot(d). Een ander opschrift spreekt van de geloften, door de Batavische Burgers, Broeders en Vrienden des Roomschen Volks, gedaan, voor de behouden' | |
[pagina 196]
| |
heen- en weêr-reize van hunne Heeren, Markus Aurelius Antoninus Pius Augustus en Publius Septimius Geta Coesar,Ga naar margenoot+beide Zoonen van Severus. 't Is ten hoogsten waarschynlyk, dat hier gezien worde op den togt naar Britanje, door Severus, eenige jaaren laater, ondernomen: op welken hy, door zyne Zoonen schynt verzeld te zyn geweest: 't zy dat zy van het Eiland der Batavieren uit den Ryn, of uit den mond der Maaze, van ouds Helium genaamdGa naar voetnoot(e), of van eldersGa naar voetnoot(2) overgestoken zyn. |
|