Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 156]
| |
XIII. Overleg tusschen Civilis en Klassikus, om de Agrippiner bouwstad te plonderen.Civilis en Klassikus, trots op hunnen voorspoed, namen in beraad, of zy hunnen benden zouden toelaaten de Agrippiner bouwstad te plonderen. Hunne ingeaarde wreedheid en de begeerte naar buit drongen hen tot het uitroeijen dier stad. Dan de overweeging, dat hier uit wederom oorlog zou ontstaan, en dat de naam van zagtmoedigheid nuttig was voor de aanvangers eener nieuwe heerschappye, neeg hen tot verschooning. Civilis was ook der weldaad gedagtig, door de Agrippiners aan zynen Zoon beweezen, die, in den aanvang der beroerten in hunne stad agterhaald, van hun eerlyk bewaard was. Doch de Bouwstad werdt om haaren rykdom en aanwas benyd van de Overrynsche volkeren, die waanden, dat de oorlog niet eindigen kon, ten ware die stad, welke nu alleen van Ubiën en Romeinen bewoond werdt, allen Germaanen wierdt open gezet; of anders dat de zelve om verre geworpen, en de UbiënGa naar margenoot+verdreeven wierdenGa naar voetnoot(q). De Tenkteren zonden dan gezanten aan de Agrippiners, begeerende, dat de muuren der bouwstad afgeworpen, de Romeinen, die binnen hunne grenzen waren, om hals gebragt, en derzelver goederen verbeurd verklaard zouden worden; als mede, dat men, wederzyds, gelyk van ouds, vryheid hadde, om elkanders oevers te bebouwenGa naar voetnoot(r). De Agrippiners, tyd tot beraad genomen hebbende, antwoordden voorzigtiglyk, dat het voor hunne veiligheid noodiger was, hunne | |
[pagina 157]
| |
muuren te sterken, dan dezelven aftebreeken, mids het verzamelen des Roomschen Legers; dat de Romeinen, die binnen hunne- grenzen waren geweest, of door den oorlog verteerd of door huwelyk met hen vermengd waren, en dat men hun niet zou willen vergen, hunne bloedverwanten omtebrengen: vryelyk mogt men over en weder trekken; doch by dag en zonder wapenen. Wyders verkooren ze Civilis en Velleda tot middelaars, door welken 't verdrag zou bevestigd werden. De Tenkteren dus zagter gemaakt zynde; zo hebben de Agrippiner gezanten, die met geschenken aan Civilis en Velleda gezonden werden, alles tot genoegen der Agrippiners verrigt. 't Hadt hun egter niet vry gestaan, by Velleda in persoon te komen, of haar aan te spreeken. Dit was zy gewoon te weigeren, om 't volk in te dieper eerbiedenis te houden. Zy onthieldt zig op eenen hoogen tooren, en iemant uit haare nabestaanden, droeg, als tusschenboode der Godinne, de raadvraagen en antwoorden over en wederGa naar voetnoot(s). Civilis, nu met het bondgenootschap derGa naar margenoot+ Agrippiners gesterkt, nam voor, de naaste Landschappen, ook overtehaalen, of anders te beoorlogen. Hy overmeesterde deGa naar voetnoot(3) Sunicen, en vlydde hunne jonge manschap aan benden. Verder had hy getrokken, was hy | |
[pagina 158]
| |
niet wederstaan geweest van Klaudius Labeo, die over een' schielyk opgestommelden troep van Betasiën, Tongren en Nerviën geboodt. Deez' hadt eeneGa naar voetnoot(4) brug, die over de Maaze lag, ingenomen, en verliet zig op de voordeelige gelegenheid der plaatse. Ook werdt 'er in de engten, eenen geruimen tyd, twyfelagtig gevogten; tot dat de Germaanen, over den stroom gezwommen, Labeo's leger van agteren aanvielen. Met werpt zig Civilis, 't zy dat het koenheid of besteken werk ware, tusschen den troep der Tongren in, luidskeels roepende, dat zy den oorlog niet begonnen hadden op dat de Batavieren en Treviren over de volken heer schen zouden. Verre, vervolgt hy, is van ons deeze verwaandheid. Neemt het bondgenootschap aan. Ik kom tot u over, 't zy gy my tot Veldheer of liever tot Soldaat begeere. |
|