Vaderlandsche historie. Deel 1
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXX. Belagchelyke togt van Kaligula naar het Eiland der Batavieren.'t Liep nu in het derde jaar van zyne Regeering, en hy was uit Rome getrokken, om het bosch en den stroom Levene, gelegen omtrent het tegenwoordig Hertogdom Ferrare, te bezigtigen. Doch op reis vermaandzynde, om zyne Batavische Lyfwagt voltallig te maaken,Ga naar margenoot+besloot hy ylings eenen togt herwaards te doen. De Keur- en hulpbenden werden, zonder uitstel, van alle kanten, by een getrokken; de nieuwelingen met veel strengheid te hoop gerukt, en overvloed van allerlei Lyftogt verzameld. Kaligula maakte dikwilszo sterken spoed, dat de Lyfschutbenden, wilden ze hem byhouden, genoodzaakt waren, de Legertekens, tegen alle gewoonte aan, op Lastbeesten te leggen, en zo den trein te volgen. Somtyds trok hy wederom zo lang- | |
[pagina 85]
| |
zaam voort, dat hy zig, in eenen draagzetel, van agt mannen op de schouderen torssen liet; en beval, dat het gemeen Volk, uit de Steden, welken hy voorby of doortrok, de wegen gelyk veegen en voor 't stuiven met water besproeijen zouGa naar voetnoot(g). Dus kwam hy, verzeld van eenen dartelen hoop Schermers, Dansers en Vrouwvolk omtrent den Ryn aan den Zeekant, en dus waarschynlyk in het Eiland der Batavieren aanGa naar voetnoot(h), voorgeevende de Germaanen te willen beoorlogen. Niet langGa naar margenoot+hadt hy hier geweest, of Adminius, Zoon van Cinobellinus, eenen der Koningen van Britanje, van zynen Vader uit het Ryk gejaagd zynde, kwam, met eenen kleinen aanhang, tot hem over. Kaligula nam deezen Jongeling terstond in zyne bescherming, en schreef weidsche brieven naar Rome, als of men hem het gantsch Eiland was komen opdraagenGa naar voetnoot(i). Men wil, dat Kaligula, deezen Adminius, en zynen byhebbenden Britten, het Hof van Agrippina, 't welk aan de uitwatering des Ryns by Katwyk gebouwd was, tot hun verblyf zou afgestaan hebben, en dat het, naar hen, sedert, het Huis te BrittenGa naar margenoot+zou zyn genoemd geweestGa naar voetnoot(k). En waarlyk, men heeft, onder de overblyfsels van het Huis te Britten, een geldstuk gevonden, op het welk men de vier eerste Letteren van den naam Cunobellinus, en van de Stad | |
[pagina 86]
| |
Camulodunum, nu Walden geheeten, speltGa naar voetnoot(l). Ga naar margenoot+ Kaligula ondertusschen geen moeds genoeg hebbende, om den togt tegen de Germaanen te onderneemen, hadt dwaasheids t' over, om 'er zig, door eene gewaande overwinning, de eer van toe te schryven. Op zekeren dag, beveelt hy eenigen zyner Germanische of Batavische Lyftrauwanten, over den Ryn te trekken, en zig aldaar in de Bosschen te verbergen. Na het middagmaal, komen zy hem, volgens ontvangen last, met groote verbaasdheid boodschappen, dat de Vyand in aantogt was. Hy loopt te wapen, en rent, van zyne boezemvrienden en eenige Ruiters verzeld, naar het naaste Bosch; alwaar zig de voorgemelde Germanische Lyftrauwanten, die den rol van Verfpieders speelden, versteken hadden. Kaligula beval hier den zynen, eenige boomen om te houwen, en van dezelven Zeegetekens op te regten. By toortslicht wederom gekeerd, bestrafte hy die geenen, welken hem, op zynen roemryken togt, niet verzeld hadden, over hunne blooheid en vuidigheid. De anderen beschonk hy met Kroonen van een zonderling maaksel, welken, door de afbeeldingen der Zonne, Maane en Sterren onderscheiden waren. Hy noemdeze Verspiekranssen, om dat zy tot eene belooning, voor het verspieden des vyands, uitgedeeld werdenGa naar voetnoot(m). Ga naar margenoot+ Terwyl Kaligula zig hier te lande ophieldt, | |
[pagina 87]
| |
liet hy eenige Jongelingen, die aan de RomeinenGa naar margenoot+voor Gyzelaars overgeleverd waren, en, zo men wilGa naar voetnoot(n), in een door Germanikus opgeregt School, in de Romeinsche zeden onderweezen werden, van daar ligten en heimelyk verzenden. Doch kort daar aan, over maaltyd zittende, stondt hy schielyk op, en gaf eenigen Ruiters bevel, om de Jongelingen, die hy voorgaf uit hunne Gyzeling ontvlooden te zyn, na te jaagen. Dit geschiedde, en de arme knaapen werden in boeijens gesmeeten. Kaligula liet de Hopluiden, als of 'er eene gevaarlyke onderneeming in til geweest was, gewapend by zig ter tafel komen, en vermaande hun, met een bekend vers uit VirgiliusGa naar voetnoot(3): Zy zouden maar moed houden, en op gemakkelyker tyden wagten. Ook liet hy niet na, op den Raad en 't Volk, in eenen brief, te schempen, dat zy, terwyl de Vorst in 't oorlogen was, en voor veele gevaaren bloot stondt, zig in Gastmaalen, Ren- en Schouwspelen, en andere vermaakelykheden verlustigdenGa naar voetnoot(o). Hier na liet hy, voorgeevende eenen togtGa naar margenoot+ naar Britanje te willen doenGa naar voetnoot(p), het leger op strand in slagorde stellen, en begaf zig, op eene drieriemige Galei, in Zee. Doch, kort daar na, te rug keerende, klom hy op den Veldheers Zetel, deedt het stormtuig | |
[pagina 88]
| |
aanvoeren en de krygsklaroenen steeken, even als of men eene Stad belegeren ging. Eindelyk beval hy, den geschaarden Krygsknegten, die geen van allen wisten wat de Veldheer in 't zin hadt, hunne schooten en stormhoeden met hoorens en schelpen te vullen. Dit was, zeide hy, de buit dien zy op den Oceaan bevogten hadden, en die waardig wasGa naar margenoot+naar Rome gevoerd te wordenGa naar voetnoot(q). Zo belagchlyk kwam elk dit bedryf voor, dat 'er van zekeren Kaninefaat, Vader van eenen Brinio, waarschynlyk daar omtrent woonagtig, openlyk en ongestraft de spot mede gedreeven werdtGa naar voetnoot(r). Kaligula stigtte ondertusschen, zo 't schynt, ter gedagtenis van het overwinnen der Zee, eenen hoogen Tooren, dien sommigen aan de Vlaamsche kust, by de eerste uitwatering des Ryns, geplaatst hebbenGa naar voetnoot(s): maar die, naar alle waarschynlykheid, nergens anders gestaan heeft, dan omtrent het Huis te Britten. De plaats wordt nog van de Visschers de Tooren van Kala, of enkelyk Kalla of Kaillart genoemdGa naar voetnoot(t), 't welk eene baarblykelyke verkorting van Kaligula is. Deeze Tooren diende ook tot eene Vuurbaak, naar welke de Schepen, by nagt, hunnen koers rigtteden. Kaligula deelde, na dit alles, aan ieder' Soldaat, honderd DenariënGa naar voetnoot(4) uit, en even als of deeze mild- | |
[pagina 89]
| |
daadigheid alle paalen te boven ging, gaat heenen, zeide hy, en weest blyde met deezen overvloedGa naar voetnoot(v). Omtrent deezen tyd, deedt hy de pragtigeGa naar margenoot+ kleederen en huissieraaden van zyne ter ballingschap veroordeelde zusters, benevens derver slaaven en vrye bedienden, aan den Ryn omtrent den OceaanGa naar voetnoot(w), en dus waarschynlyk in het Eiland der Batavieren, opveilen en verkoopen. Daar was, hier te lande, immers in Gallie, toen reeds zo veel overvloed, dat 'er, voor dit alles, geweldige sommen gelds besteed werden. Kaligula, die winziek en verkwistend van aart was, werdt hier door aangemoedigd, om alle de huissieraaden van het oud Hof zyner Voorzaaten uit Rome herwaards te ontbieden, op dat hy de zelven hier ook te gelde zou konnen maaken. Tot het vervoeren van dit alles, werden de huurwagens en Bakkers Molenpaarden in beslag genomen: 't welk, zegt men, van zo veel gevolg was, dat men te Rome dikwils gebrek aan brood hadt, en dat veelen hun pleitgeding verlooren, om dat ze, by mangel van Rytuigen, ten bestemden dage, niet voor de Regters verschynen kondenGa naar voetnoot(x). Kaligula maakte, voor zyn vertrek naarGa naar margenoot+ Rome, alles tot eene grootsche Zeegepraal gereed. Sommige gevangenen, misschien wel de voorgemelde Jongelingen en eenige overgeloopen' Germaanen zouden de staatsie helpen vermeerderen. Ook moesten eeni- | |
[pagina 90]
| |
gen van de kloekste en aanzienlykste Galliërs de Persoonaadje van Germaanen speelen. Ten dien einde, beval hy hun, Germanische naamen aan te neemen, de Germanische taal te leeren, en hun hair, op de wyzeder Germaanen, lang te laaten groeijen en geel te verwen. De drieriemige Galei, met welke hy in Zee gesteken was, werdt, een goed stuk wegs te lande, naar Rome gevoerd. Hy schreef aan de Verzorgers, dat men hem, met de minste kosten, eene Zeegepraal bereiden moest, die egter zoo luisterryk moest zyn, als of zy regt gehad hadden, om 'er de goederenGa naar margenoot+van alle menschen toe te besteedenGa naar voetnoot(y). Dus verliet Kaligula deeze Landen. Te Rome gekomen, vondt hy 't Volk, om zyne euveldaaden tegen hem dermaaten verbitterd, dat hy, niet lang na zyne aankomst, door hetGa naar margenoot+Vloekverwantschap, van 't welk Kassius Chérea het hoofd was, omgebragt werdtGa naar voetnoot(z).Ga naar margenoot+De Germanische of Batavische Lyfwagten, den moord van hunnen Heer vernomen hebbende, vatteden de wapenen tegen zyne moorders op, en bragten niet alleen verscheiden' van dezelven; maar ook eenige onschuldige Raadsheeren, die hun in 't oog liepen, om 't levenGa naar voetnoot(a). Klaudius, Zoon van den berugten Druzus en Broeder Germanikus, kreeg, na Kaligula, 't Ryks bestier in handenGa naar voetnoot(b). | |
[pagina 91]
| |
Hy was nog onlangs hier te lande by zynen Neeve Kaligula geweest, niet zonder gevaar zyns levens, alzo Kaligula 't zeer euvel opnam, dat men hem zynen bedaagden Oom toezondt, als of 't ware om hem, eenen |
|