Een literair-historisch onderzoek naar de effecten van ontleningen op de compositie en de zingeving van de 'Roman van Heinric en Margriete van Limborch'
(1998)–Lieve De Wachter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk IX
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Maerlant en de Spiegel historiael1. De receptie van Maerlants werkDat de geschriften van Jacob van Maerlant zelfs in zijn tijd al op ruime schaal verspreid waren, staat buiten kijf.Ga naar voetnoot4 Van Oostrom gaat zelfs zover om te beweren dat het niet makkelijk [valt] om tussen 1250 en 1450 auteurs te noemen die niet iets van Maerlant blijken te kennen, soms zelfs zwaar op hem leunen. Zij variëren van trotse slippedragers zoals Lodewijc van Velthem tot stilzwijgende navolgers. Maerlants invloed strekt zich zelfs uit tot in het genre waaraan hij zelf zozeer het land had, in casu de ridderroman,Ga naar voetnoot5 waarin een manifeste neiging doorzet om de zaken kroniekmatig aan te pakken. [...] Jacob van Maerlant is dus ontegenzeggelijk de stamvader van een zeer uitgebreide familie van Nederlandstalige schrijvers. In die rol is hij de eerste schrijver in de Nederlandse literatuurgeschiedenis die waarachtig school gemaakt heeft.Ga naar voetnoot6 Brabant is onmiskenbaar één van de belangrijkste afzetgebieden geweest voor ‘de vader der dietsche dichteren algader’.Ga naar voetnoot7 Ik zal hier volstaan met een overzicht van de meest bekende voorbeelden van een Brabantse Maerlant-receptie aan het einde van de dertiende en in de loop van de veertiende eeuw.Ga naar voetnoot8 Het vroegste getuigenis van Maerlants invloed in Brabant is vermoedelijk te vinden in de Middelnederlandse Lorreinen-voortzetting (Brabant, ca.1300), waarin sporen van de Spiegel historiael aanwezig zouden zijn.Ga naar voetnoot9 Omstreeks 1316 ontstond, waarschijnlijk onder supervisie van Lodewijc van Velthem, de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
monumentale Lancelotcompilatie (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek 129A10).Ga naar voetnoot10 Deze compilatie bevat niet alleen het enige getuigenis van de aan Maerlant toegeschreven Roman van Torec, maar heeft ook duidelijk een beroep gedaan op de Spiegel historiael: in de loop van de vertaling van La Mort le Roi Artu wijkt de compilator immers plots van zijn bron af om een fragment uit Maerlants wereldkroniek op te nemen.Ga naar voetnoot11 Velthem, de bezitter van de Lancelotcodex, wordt wel eens de ‘executeur van Maerlants litteraire testament’ genoemd.Ga naar voetnoot12 Deze Brabander vervolledigde dan ook Maerlants Spiegel historiael met het ontbrekende stuk van de Vierde en met een Vijfde Partie. De Vierde Partie voltooide hij in opdracht van de edelvrouwe Maria van Berlaer; met de Vijfde Partie ‘solliciteerde’ hij bij Gerard van Voorne, de zoon van Maerlants vroegere maecenas Albrecht van Voorne. Of hij met deze sollicitatie ook succesvol was, weten we niet, maar in elk geval voltooide Velthem in opdracht van deze Gerard van Voorne in 1326 de ook al door Maerlant begonnen Graal-Merlijncyclus.Ga naar voetnoot13 Het heeft er alle schijn van dat de zogenaamde ‘Antwerpse school’ in Maerlants voetsporen heeft gelopen.Ga naar voetnoot14 Jan van Boendale klaagt erover dat in de Spiegel historiael alles zo door elkaar staat, dat het moeilijk is om er gericht in te zoeken.Ga naar voetnoot15 Daarom schrijft hij voor degenen die vooral in de Brabantse geschiedenis geïnteresseerd zijn, de Brabantsche Yeesten. ‘Dat bij de constructie van dit Brabantse verleden Boendale er niettemin geen been in heeft gezien om duizenden verzen uit de Spiegel historiael over te pennen, tekent dan anderzijds weer de intense eerbied die hij Maerlants werk toedroeg.’Ga naar voetnoot16 In de Lekenspieghel wordt Maerlant bedacht met de bekende, lovende omschrijving als zou hij de literaire vader van de volkstalige dichters zijn (cap. 15, vs. 119)Ga naar voetnoot17 en in Jans Teesteye beveelt Boendale het Brabantse hofpubliek het werk van zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bewonderde voorbeeld aan (vs.812-815)Ga naar voetnoot18. Ook de Brabantse auteur van de Vierde Martijn (ontstaan 1299) geeft toe door Maerlant te zijn geïnspireerd (vs.1-3)Ga naar voetnoot19 en zelfs de Brabantse mysticus Ruusbroec (1293-1381) moet door Maerlant zijn beïnvloed.Ga naar voetnoot20 De ‘Bijbelvertaler van 1360’, die in opdracht van de Brusselse burgermaecenas Jan Tay de eerste Historiebijbel in de volkstaal creëerde, selecteert in zijn proza-Alexander passages uit Alexanders Geesten en de Spiegel historiael. Zijn Destructie van Jerusalem is een prozabewerking van Maerlants Wrake van Jherusalem, het slotdeel van de Rijmbijbel.Ga naar voetnoot21
Daarnaast pleiten ook codicologische argumenten voor de bekendheid van Maerlant-werken in Brabant. Enkele voorbeelden mogen dit illustreren. Het enige volledig bewaarde handschrift van de eerder genoemde Lancelotcompilatie, wordt in het eerste kwart van de veertiende eeuw in Brabant gesitueerd. Het colofon op f.238ro vermeldt: ‘Hier indet boec van lancelote dat heren lodewijcs es van velthem.’Ga naar voetnoot22 Verder is in de Brabantse codex van ca.1374 die het enige bekende Middelnederlandse Beatrijs-handschrift bevat, naast de Brabantse Dietse doctrinael en werk van Ruusbroec, onder meer ook Maerlants Heimelijkheid der Heimelijkheden overgeleverd.Ga naar voetnoot23 Vermeldenswaard is ook het zogenaamde Heber-Serrure-handschrift uit de Universiteitsbibliotheek van Gent, een verzamelcodex uit Rooklooster die daar rond 1400 door een anonieme maar blijkbaar zeer actieve librarius vervaardigd moet zijn: ‘De kopiist van het handschrift, die tevens de keuze van de inhoud heeft bepaald, heeft uit de Eerste, Tweede, Derde en Vierde Partie van de Spiegel historiael bloemlezingen van uitspraken door klassieke auteurs en enkele kerkvaders bijeengebracht. [...] Het handschrift bevat voorts nog andere teksten dan delen van florilegia uit de Spiegel historiael, zoals het Miserere van de kluizenaar van Moiliens (in de vertaling van Gielis van Molhem en een verder onbekende Heinrec), excerpten uit Die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rose van Heinric, excerpten uit het Boec vander wraken en uit Van der feesten een proper dinc, alsmede de volledige tekst van de vier Martijns en Maerlants Der kerken clage.’Ga naar voetnoot24 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De Spiegel historiael (SpH)Maerlant ging met zijn SpH van start na een al goed gevulde schrijverscarrière.Ga naar voetnoot25 In opdracht van de Hollandse graaf Floris V schreef hij van 1284 tot 1288 aan dit magnum opus, een Middelnederlandse wereldgeschiedenis in verzen met als hoofdbron het Latijnse Speculum Historiale van de dominicaan Vincentius van Beauvais. Hoewel Maerlant zijn Latijnse brontekst in hoofdlijnen volgt en grote stukken uit het werk getrouw vertaalt, laat hij tegelijkertijd ook heel wat informatie weg, voegt materiaal uit andere bronnen toe en wijzigt het opzet van de boeken en de hoofdstukken.Ga naar voetnoot26 De structuur van Maerlants tekst ziet er als volgt uit. Eerst en vooral is het werk in grote delen gestructureerd: de zogenaamde Partieën. Iedere Partie is dan weer in ‘boeken’ onderverdeeld; ieder ‘boek’ bestaat uit een aantal hoofdstukken of ‘capittels’. De Eerste Partie loopt van de schepping tot de dood van keizer Claudius in het jaar 57 na Christus. De Tweede Partie schrijft Maerlant niet zelf, maar laat hij over aan zijn tijd- en streekgenoot Philip Utenbroeke. De Derde Partie begint bij de neergang van het Romeinse Rijk met de regering van de keizers Gratianus en Valentianus in 381 en loopt tot 802, ten tijde van Karel de Grote. De Vierde Partie maakt Maerlant niet af. Hij schrijft eraan tot en met boek III, c. 33. Daarna heeft hij het werk blijkens zijn eigen mededeling terzijde gelegd, om het niet meer terug op te pikken. Het Maerlant-gedeelte uit de Vierde Partie bevat de geschiedenis van 802 tot 1113, de tijd van de eerste kruistocht. Het is Lodewijc van Velthem die de Vierde Partie zal voltooien en er nog een Vijfde (de geschiedenis tot de eigen tijd) aan zal toevoegen (cf. supra).
Van geen enkele Middelnederlandse tekst in verzen zijn ook maar bij benadering zoveel bronnen bewaard als van de SpH: 250 in totaal, verspreid over ruim vijftig bewaarplaatsen in bijna evenzoveel steden in een tiental landen, waarbij de overgrote meerderheid van de bronnen gedeelten bevat uit de Eerste Partie van dit werk.Ga naar voetnoot27 Van Oostrom redeneert dat de grote | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verspreiding van dit werk vermoedelijk voornamelijk te danken is aan het feit dat dit werk als basisboek voor de vroegste geschiedenis heeft gediend en op die manier een breed publiek belang inboezemde.Ga naar voetnoot28 Vanwege zijn omvang is het ook vrij logisch dat het boek al vroeg op selectieve wijze werd gerecipieerd. ‘De Spiegel historiael werd leeggeplukt, als een historische winkel van Sinkel met goederen naar ieders gading [...]’.Ga naar voetnoot29 Daarbij ontstond er een cultuur van bloemlezingen en excerpten, die kunnen fungeren als ‘interessante documenten voor het veelvormige leven dat Maerlants magnum opus beschoren leek.’Ga naar voetnoot30 Uit de overlevering kunnen we afleiden dat de SpH vooral in Vlaanderen wijdverspreid moet zijn geweest.Ga naar voetnoot31 Maar, zoals hiervoor al aan de orde kwam, heeft de SpH ook voor menig Brabants werk inspirerend gewerkt. Dat ook de HMvL aantoonbaar door de SpH werd beïnvloed, zal centraal staan in wat volgt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Modellering van een passage uit Boek VIII op de wereldbeschrijving uit de Spiegel historiael1. De wereldbeschrijving uit de SpHHet eerste boek in de Eerste Partie van de SpH (c. 17-39) bevat naar analogie van, maar vaak toch ook afwijkend van het Speculum historiale van Vincentius van Beauvais, een wereldbeschrijving.Ga naar voetnoot32 Zoals bekend, was dit niet de eerste keer dat Maerlant een wereld in woorden weergaf. Eerder had hij dat reeds gedaan in Alexanders Geesten en in de Historie van Troyen. Berendrecht toont in haar onderzoek aan dat Maerlant bij de wereldbeschrijving in Alexanders Geesten flink van zijn hoofdbron, de Alexandreis van Gautier de Châtillon, afwijkt en een beroep doet op een terzake gespecialiseerd werk, de Imago Mundi van Honorius van Autun (Honorius Augustodunensis), dat hij ook weer met bijkomende informatie aanvult.Ga naar voetnoot33 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tussen de drie versies van Maerlants wereldbeschrijvingen zijn er boeiende verschillen;Ga naar voetnoot34 het zijn precies die verschillen die ons in staat stellen te besluiten dat het de SpH is geweest die de HMvL-dichter heeft geconsulteerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De troepenbeschrijving uit Boek VIII van de HMvL en de wereldbeschrijving uit de SpHa. Samenvatting Boek VIIIIn het achtste boek trekt Echites, samen met een leger waarvan ook de heiden Demophon deel uitmaakt, naar Armenië. Dat land, dat door de Griekse gravenzoon wordt geërfd, wordt bezet door de koningen van Mombrant, van Barbarien en van de Hunnen. Vooral de machtige reus Polifinus, een cycloop en koning van Barbarien, gaat zich aan gruweldaden te buiten.Ga naar voetnoot35 Terwijl deze krijgstocht aan de gang is, heeft de heidense sultan Karodoes, de bezetter van Constantinopel, een schare heidense hulptroepen ontboden. Keizerin Eusebia krijgt op haar beurt versterking van christelijke troepen. Zowel de heidense als de christelijke troepen worden opgesomd en gedetailleerd beschreven. Uiteindelijk wordt de Armeense veldtocht beslist met een tweegevecht tussen de heiden Demophon en de cycloop Polifinus. Deze laatste delft het onderspit en de overwinnaars keren in triomftocht terug naar Constantinopel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. Vergilius' Aeneis als ‘trigger’?Voor ik op de concrete parallellen tussen de SpH en de HMvL inga, verdient het nog vermelding dat ook de Aeneis van Vergilius een troepenopsomming bevat. Aan het einde van Boek VII worden daar door de Latijn Turnus de troepen geronseld voor de strijd tegen de Trojanen (het gaat om VII.647-817). In Boek VIII trekt Aeneas op zijn beurt naar het rijk van Evander om hulp te vragen. Ook Evander stuurt manschappen met Aeneas mee. Het achtste boek bevat geen vergelijkbare troepenopsomming. Toch acht ik het plausibel dat de HMvL-dichter, die zich immers voor de globale structuur van zijn werk opvallend door de Aeneis liet inspireren, het idee van de troepenopsomming uit dit epos van Vergilius heeft gehaald. Dit is des te waarschijnlijker omdat in het achtste boek van de HMvL, overeenkomstig met de Aeneis, een expeditie naar een ander rijk, in casu Armenië, wordt ondernomen.Ga naar voetnoot36 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de opvulling van die troepenopsomming liet de Middelnederlandse dichter van de HMvL zich echter inspireren door Maerlants SpH, wat duidelijk mag worden uit de volgende paragraaf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. Invloed van de wereldbeschrijving op de troepenopsommingDe troepenopsomming in het achtste boek van de HMvL is behalve in de handschriften A en B ook gedeeltelijk overgeleverd in fragment H53.Ga naar voetnoot37 Dit is des te interessanter omdat dit fragment, zoals werd aangetoond in Hoofdstuk II, één van de minst corrupte tekstgetuigenissen van de HMvL bevat. Voor de tekstvergelijking volg ik zoals steeds de redactie van hs.B, tenzij een passage in hs.A duidelijk oorspronkelijker is. Dat zal hier en daar inderdaad het geval zijn. In het handschriftenhoofdstuk is immers aangetoond dat hs.A voor Boek VIII beduidend meer verzen bevat dan hs.B. In dat geval wordt de lezing van hs.A gemarkeerd door een hoofdletter A voor de bedoelde passage. Wanneer fragment H53 een betere lezing geeft, wordt dit in een voetnoot verantwoord. Ik geef hier niet de hele troepenopsomming weer, maar enkel die verzen die met verzen uit de SpH overeenstemmen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit een grondige analyse van bovenstaande passages uit de HMvL en de SpH valt heel wat op te maken. Eerst en vooral treft het feit dat, niettegenstaande de vele detailverschillen, de structuur van de SpH duidelijk in de troepenopsomming uit de HMvL herkenbaar blijft. Binnen één SpH-capittel is er meestal in chronologische volgorde ontleend, wat de indruk geeft dat de HMvL-dichter de SpH-verzen één voor één heeft nageplozen op zoek naar bruikbare informatie. Daarnaast vallen ook een aantal tot de verbeelding sprekende details op die in beide werken over enkele vreemde volkeren worden meegegeven. Zo weet de HMvL-auteur ons net als Maerlant te melden dat de Massageten hun ouders, wanneer zij op leeftijd zijn gekomen, zonder scrupules ombrengen en hen tijdens een feestmaal opeten en dat de Essedoniërs hun vader na zijn overlijden het hoofd afslaan en van zijn schedel een drinkbeker maken. Daarin vangen ze het bloed van hun vijanden op, dat ze naderhand opdrinken. Het verdient vermelding dat er in de hele troepenopsomming uit de HMvL geen zulke fantasierijke beschrijvingen voorkomen die niet ook in de SpH voorkomen! In vergelijking tot die bizarre heidense wereld oogt de beschrijving van de christelijke troepen overigens heel gewoon. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat ze -net als de beschrijving van Europa bij Maerlant overigens- veel korter is.
Voor de compositie van zijn troepenopsomming gaat de HMvL-dichter erg creatief te werk. We herkennen in de HMvL weliswaar tal van elementen uit de SpH, maar toch is de HMvL-auteur erin geslaagd om een geloofwaardige troepenopsomming neer te pennen en geen verkapte wereldbeschrijving. Dit komt onder meer omdat er aan de gegevens uit de brontekst allerlei realistische details worden toegevoegd. Zo wordt in de HMvL, anders dan in de SpH, niet enkel de naam van het volk meegedeeld, maar vaak ook de naam van een imaginaire leider van dat volk, die door de HMvL-dichter in de opsomming aan het hoofd van zijn troepen wordt geplaatst. Bovendien benut de HMvL-auteur de informatie uit zijn bron op een beredeneerde manier. Terwijl Maerlant, zoals dat bij wereldbeschrijvingen traditioneel gebeurde,Ga naar voetnoot48 achtereenvolgens de landen en volkeren van Azië, Europa en Afrika beschrijft, wordt voor de troepenopsomming in de HMvL eerst uit de beschrijvingen van Azië en Afrika geput, en pas dan uit die van Europa. Dit deed de HMvL-dichter vermoedelijk zeer bewust, omdat in de HMvL eerst de heidense troepen (Maerlants Aziatische en Afrikaanse volkeren) en pas dan de christelijke (Maerlants | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Europese volkeren) worden opgesomd! Dit bewijst dat de HMvL-dichter Maerlants wereldbeschrijving ook als geheel erg goed moet hebben overzien, en ze niet heeft beschouwd als een vrij willekeurige opsomming van namen van volkeren. Hetzelfde kan worden opgemaakt in verband met de plaats die de eilanden uit de Spiegel historiael binnen de HMvL-troepenopsomming krijgen. Maerlant neemt de eilanden, naar analogie van het Speculum historiale van Vincentius, als een aparte categorie op na zijn beschrijving van de werelddelen. Dat heeft tot gevolg dat er in zijn wereldbeschrijving geen onderscheid wordt gemaakt tussen Aziatische, Afrikaanse en Europese eilanden. In de HMvL worden de eilanden, net als de overige landen en volkeren, echter opgedeeld in heidense en christelijke partijen.Ga naar voetnoot49 Ierland, Cyprus en de Cycladen rangschikt de HMvL-auteur bij de christelijke troepen, Tylus, de Orcaden en Canphane bij de heidense.Ga naar voetnoot50 Precies van die eilanden uit de SpH worden er in de HMvL, om redenen die ik niet kan verklaren, heel wat weggelaten.
Hoewel de HMvL-dichter globaal genomen verkort ten opzichte van zijn brontekst, verstrekt hij hier en daar toch ook kleine bijzonderheden over landen of streken die niet, of niet op die plaats, bij Maerlant voorkomen. Een aantal van die toevoegingen kunnen worden verklaard als gevolg van de realistische reflex van de HMvL-dichter, die immers een troepenopsomming wilde neerzetten (cf. supra). Dat het aantal manschappen dat elke vorst begeleidt, wordt gespecificeerd, is in die zin zeer begrijpelijk. Hetzelfde geldt voor de additionele vermelding van gevechtsdieren zoals olifanten. Hier en daar wordt echter ook informatie toegevoegd die in de SpH op een andere plaats voorkomt. In de schematische voorstelling hierboven wordt dat hier en daar al aangegeven. Het meest opvallende voorbeeld heb ik echter niet in het schema opgenomen. Het gaat om het begin van de troepenopsomming, waar in de HMvL als allereerste Indius, koning van India wordt genoemd. Dit klopt met Maerlants wereldbeschrijving waarin India ook ‘deerste rike’ is. De beschrijving die in de HMvL vervolgens van de levensgewoonten van de Indiërs wordt gegeven, is echter geput uit c.XXXVII (20 capitels verder dus) dat als titel draagt: ‘Van minnen van wiven tharen mannen waert’. Ik stel de parallellen schematisch voor: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We kunnen hier enkel vaststellen dat dezelfde gewoonte wordt beschreven, maar de manier van beschrijven loopt in beide werken nogal uiteen. In dit verband zouden we kunnen speculeren over een andere brontekst waarop de HMvL-dichter zich zou hebben gebaseerd. De op het eerste gezicht meest voor de hand liggende kandidaten, Vincentius' Speculum historiale en de Imago Mundi van Honorius van Autun kunnen we, wegens de nog veel grotere verschillen tussen de wereldbeschrijvingen in die werken en de HMvL, meteen uitsluiten. Ook andere bronnen zie ik niet onmiddellijk in het verschiet. Hoe kunnen we de afwijkende bewoordingen en het samen voorkomen van passages die in de brontekst van elkaar gescheiden zijn dan wel verklaren? Het antwoord op het tweede deel van de vraag ligt voor de hand: blijkbaar had de HMvL-dichter zo'n goed zicht op zijn hele brontekst, dat hij er naar hartelust in kon ‘knippen’ en ‘plakken’. Dat is bijvoorbeeld ook al gebleken uit de plaats die de eilanden in de troepenopsomming krijgen, anders dan in de brontekst. Wat het eerste deel van de vraag betreft, meen ik dat niet kan worden uitgesloten dat de dichter voor allerlei informatie (bijvoorbeeld met betrekking tot de levensgewoonten van bepaalde vreemde volkeren) op zijn geheugen heeft vertrouwd. Dat hij kennis reproduceert die hij veel vroeger heeft opgedaan, zou kunnen verklaren waarom de bewoordingen waarin een en ander wordt weergegeven, soms verschillen.
De voorgaande vaststellingen geven voedsel aan de hypothese dat de HMvL-dichter zijn bron eerder als een naslagwerk dan als een verhalende tekst heeft gebruikt. Dat blijkt voornamelijk uit het feit dat hij er blijkbaar geen graten in ziet om van het ene naar het andere kapittel te springen. Het meest frappante voorbeeld hiervan is te vinden bij het begin van de opsomming van de christelijke troepen, waar hij twaalf kapittels terug moet ‘bladeren’, van het zesendertigste naar het vierentwintigste kapittel, om zich daar te inspireren op de opsomming van de Europese volkeren. Daarbij graait hij nu eens in het achttiende kapittel van het eerste boek, dan weer in het twintigste, of drieëntwintigste... terwijl hij een aantal SpH-kapittels ook systematisch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leegplundert. Deze werkwijze lijkt te impliceren dat de dichter de SpH voor zich had liggen en naar hartelust in de tekst kon bladeren om er datgene uit te halen wat in zijn kraam paste. Deze hypothese kadert perfect in het beeld dat we van de SpH hebben als werk dat eerder bedoeld was om persoonlijk gelezen en geraadpleegd, dan om voorgelezen te worden. Daar lijkt Maerlant in zijn proloog overigens ook aan te refererenGa naar voetnoot51: Wie dan weten begaert,
Hoe swaerlike ende hoe hinderwaert
Soe [= de wereld] hevet ghesijn gewerret dan,
Sidert dat die eerste man
Ghemaket was vander erden lime,
Hi come ende lese minen rime.
Hier vint hijs meer, in rechten ware,
Dan els ieweren openbare. (SpH, I, 1, 11-18)
Biemans betoogt overtuigend dat het Maerlants expliciete bedoeling was dat men van de SpH een eclectisch gebruik maakte: ‘Waarschijnlijk heeft Maerlant inderdaad met een gevarieerd gebruik van de Spiegel historiael rekening gehouden en het werk ook min of meer toegankelijk gemaakt om er specifieke delen in te kunnen vinden. Van belang zijn de berijmde inhoudsoverzichten die aan elk van de boeken in de Spiegel historiael voorafgaan of voorin een handschrift zijn samengebracht. [...] Deze inhoudsoverzichten [...] laten de voorlezer, lezer en de raadpleger van de handschriften zowel de volgorde zien waarin de personen en zaken behandeld worden, als de “trefwoorden” waarop men moet zoeken om een bepaald kapittel of onderwerp te kunnen vinden.’Ga naar voetnoot52 Omdat deze summiere manier om de tekst te ontsluiten al snel als onvoldoende moet zijn ervaren, werden in de visie van Biemans kort daarop de kapittels ook van opschriften voorzien die dan weer met bijbehorend nummer tot lijsten werden verzameld en aan de berijmde inhoudsoverzichten werden toegevoegd.Ga naar voetnoot53 Deze nieuwe aanpak dateert volgens Biemans uit de jaren 1284-1286 en Maerlant speelt in dit proces z.i. een sleutelrol.Ga naar voetnoot54 Biemans' vaststellingen zijn onder meer in die zin interessant dat hij betoogt dat de manier waarop werken enerzijds gestructureerd en anderzijds gelezen worden, niet los van elkaar kunnen worden gezien: ‘het individueel lezen van boeken met een didactische en/of historiografische inhoud neemt in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veertiende eeuw toe en de duidelijke geleding van die teksten maakt een ander dan alleen of vooral een cursorisch gebruik van die werken (of handschriften) mogelijk.’Ga naar voetnoot55 Deze opmerkingen over de nieuwe manier van lezen, zijn helemaal in overeenstemming met wat de Utrechtse historicus Mostert meent over het ontstaan van een nieuwe ‘geletterdheid’ in de loop van de dertiende eeuw.Ga naar voetnoot56 Hij bestempelt precies het selectief raadplegen van een tekst (ontstaan in het geleerde milieu van de universiteit), als revolutionair voor de periode vanaf ca.1200. De manier om een tekst te lezen is duidelijk veranderd: ‘[..] at some stage a change must have occurred in the way we read: reading the written word as the straightforward record of speech has produced an offshoot, id est the reading of fragments of written texts only, not of the written texts as a whole.’Ga naar voetnoot57 (mijn cursivering) Van deze nieuwe manier van lezen getuigt bijvoorbeeld ook Jan van Boendale, die er zich, zoals aan het begin van dit hoofdstuk reeds kort aan bod kwam, in zijn Brabantsche Yeesten over beklaagt dat men in de Spiegel historiael moest zoeken naar de kapittels en passages waarin de geschiedenis van Brabant verteld wordt: Al eest dat wi vinden moghen
Die hoghe yeesten der hertoghen,
In den Spieghel bescreven,
Si staen soe onderweven
Met anderen yeesten, weder ende voert,
Alsoe alse te dien boeke behoert,
Datmen vinden en weet waer,
Ende suken moet hier ende daer,
Ende daer op bliven even blint;
Want dboek meneghen es onbekint:
Daer bi heb ic sonderlinghe
Ute ghelesen die dinghe
Die den hertoghen ane gaen; (Brabantsche Yeesten, 29-41)Ga naar voetnoot58
Alleen al deze mededeling van Boendale wijst erop dat de SpH in de eerste helft van de veertiende eeuw eclectisch gebruikt werd.Ga naar voetnoot59 In deze evolutie van de ‘geletterdheid’ zoals Mostert die beschrijft, kunnen we nog een stap verder gaan. Van een veranderde manier van lezen is het immers nog maar een kleine stap naar een veranderde manier om van de geconsulteerde informatie op een originele manier gebruik te maken in een nieuwe tekst. En tot dat proces draagt ondermeer de HMvL-dichter m.i. zijn steentje | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij. Uit de manier waarop hij de informatie uit de SpH aanwendt in een totaal nieuwe context blijkt dat hij de oorspronkelijke inhoud van dat gedeelte van zijn brontekst volledig ondergeschikt maakt aan de nieuwe bedoeling die hij ermee heeft: een troepenopsomming.Ga naar voetnoot60 Hier dient beklemtoond te worden dat deze techniek van ‘selectieve raadpleging’ van teksten om ze binnen een nieuw concept gestalte te geven, eerder al door Maerlant zelf werd toegepast. Vooral de manier waarop Maerlant bij zijn grote werken naast zijn hoofdbron additioneel bronnenmateriaal selecteert en in de basisstructuur van zijn werk invoegt, getuigt hiervan.Ga naar voetnoot61 Ook op dit vlak lijkt Maerlant dus een pioniersrol te hebben vervuld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. De intertekstualiteit voorbij?De intertekstualiteitsvraag stelt ons hier voor een interessant probleem. In de behandelde episode uit Boek VIII krijgen we immers te maken met een opsomming van tientallen ontleende namen, wat in de optiek van Broich als intertekstueel signaal zou kunnen dienen.Ga naar voetnoot62 Toch is het nog maar de vraag of dat in dit geval ook zo is. Ontlening van namen uit een primair als consultatiewerk bedoelde tekst zoals de SpH kan uiteraard absoluut niet worden vergeleken met bijvoorbeeld het gebruik van een naam als Perceval in de als reactie op de CdG bekend staande Fergus! Aangezien de HMvL-auteur bovendien het concept van zijn brontekst grondig aanpast, in de zin dat hij uit Maerlants wereldbeschrijving een heuse troepenopsomming distilleert, mogen we er zeker van zijn dat de SpH-ontlening niet specifiek intertekstueel bedoeld is. Voor een goed begrip van de troepenopsomming is het immers totaal van ondergeschikt belang dat het publiek begrijpt aan welk werk de namen ontleend zijn; deze kennis zou hen niet verder helpen. Wel van belang is dat ze in de opsomming een geloofwaardige troepenbeschrijving herkennen, waarin volkeren uit alle gebieden van de toendertijd bekende wereld een plaats krijgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Literair-historische implicatiesDat zowel in de Lorreinenvoortzetting, als in de HMvL en in Boendales Brabantsche Yeesten van Maerlants SpH gebruik wordt gemaakt, heeft mogelijk interessante literair-historische | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
implicaties. De aanwezigheid van materiaal uit de SpH in de HMvL biedt immers alweer een vroeg Brabants receptiegetuigenis van Maerlants magnum opus. Als we weten dat zowel de Lorreinen als de Brabantsche Yeesten in het hertogelijke milieu worden gesitueerdGa naar voetnoot63 en en er in de HMvL behalve van de SpH ook invloed is van de Lorreinen I en van de Continuatie,Ga naar voetnoot64 dan is het niet ondenkbaar dat de HMvL-dichter en de Lorreinen-auteur van eenzelfde variant (hetzelfde handschrift?) van de SpH gebruik hebben gemaakt. |
|