De brief
Florence, zondag 9 december 1973
Beste Chris en Elly,
(..)
Vlak voor het weggaan las ik
Ik heb het opgeschreven op een oude tessera en naar Italië meegenomen. Een avond tijdens een etentje met de beursisten hier las ik het voor. Eén van de jongens zei: ‘daar is ook aan gevijld en geschaafd’. Ik had daar niet direkt antwoord op, maar ik geloofde het niet. Op een tentoonstelling van chinese kunst, die hier in de Belvedere wordt gehouden, dacht ik er weer over na. Het was namelijk heel merkwaardig en treurig om te zien hoe de communistische schilders van vandaag wel de oude meesters imiteren, maar daarin volkomen mislukken. Het lijkt er iets op, maar is het helemaal niet, omdat ze niet van het wezen van de dingen uitgaan. Wanneer een oude chinees een bamboestengel schildert heeft hij deze eerst ontleed en in zijn struktuur en funktie bekeken. Hij heeft het bewegen ervan in de wind gezien, heeft er misschien op gekauwd. Dan zijn enkele penseelstreken voldoende. Bevestigd werd dit door een bezoek aan Van B. in Impruncta, die een prachtige collectie oude chinese schilderingen heeft. Hij is een goed chinakenner en zijn verhalen kwamen ook op dit waarnemen met verstand en overdenken, neer. De schilderingen, vooral een serie bamboe's waarschijnlijk uit de 13e of 14e eeuw, zijn van een helderheid, gemak en waarheid waar je uren mee bezig zou kunnen zijn. Zij waren overigens de enige lichtpunten in een sombere onder de ouderdom lijdende atmosfeer. De nieuwe schilders van China zijn impressionisten, die dachten met een oppervlakkige gelijkenis iets te kunnen geven. Ware kitsch, smakeloos en slecht. En daarmee terug naar jouw gedicht. Het herinnert me aan de bamboe's. Het is zo makkelijk en helder,