Geconcentreerde aandacht eist zelfbeperking. Anders wordt het bewustzijn verpulverd door de veelheid van indrukken, door ‘de explosie van de omgang / met mensen en het oorverdovende van dromen’.
Het vaste onderwerp van Van Geel is de natuur in de buurt van Groet en Castricum: de eenden, zwanen, torren, vlinders, padden, de bomen, de wind, de stilte, het water. Zijn vaste vorm is het korte gedicht. Een enkele keer legt hij een rechtstreeks verband tussen zijn onderwerp en de wereld van opinies, zoals in ‘Slaaples’:
Wie in maanlicht windstil drijvend
's nachts onthalsde zwanen slapen zag,
hij zou inzien wat het waard was
wat hij voorstaat overdag.
Maar meestal werkt hij anders, indirect. Zijn verbeelding geeft de bomen, de zee en de dieren menselijke eigenschappen. Niet dat ze ineens gaan praten, maar wat er met hen gebeurt wordt beschreven alsof het menselijke handelingen zijn: ‘roodborst die in een meter / snel nog nuances legt’. Zijn geheim is de dubbele omweg: hij registreert via de natuur wat mensen overkomen kan en hij registreert via woorden die passen bij mensengedrag wat er in de natuur valt waar te nemen. Het resultaat van deze dubbele beeldspraak is, dat de lezer het gevoel krijgt naar twee kanten met nieuwe ogen te kijken: naar de natuur en naar zichzelf.
Chris van Geel heeft de laatste jaren veel onheil te verduren gekregen: de dood van zijn zoon en van zijn vriend Jan Emmens, het afbranden van zijn huis in Groet, de verlamming van zijn benen in de laatste weken van zijn ziekte. Een lichtpunt was het nieuwe huis in de duinen bij Castricum, waar hij sinds kort woonde, met de bij zijn gedichten passende naam ‘'t Vogelwater’. Dat is ook de titel van het laatste gedicht in de laatste bundel:
Zwaar van zwanen rust het water
tussen oevers uit op grond.
Nu, na zijn dood, zijn alleen de gedichten nog over voor wie hem wil leren kennen. En voor wie hem kende bovendien de herinnering aan zijn gestalte, stem en handschrift en aan wat hij achterin Enkele gedichten ‘mijn gebeurtenissen’ noemde. ‘Beeldspraak is wat leeft’, heeft hij eens geschreven. Ook als wij hem op dat woord zouden geloven, blijft het toch een ander soort leven dan het zijne en het onze. Maar het is tenminste iets.