Nieuwe verzen(1909)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] [Ik droomde en zag een vrouw die sprak en liep] Ik droomde en zag een vrouw die sprak en liep En als een wakende haar arbeid deed; Doch als men in den droom de dingen weet, Zoo wist ik vast en zeker, dat ze sliep. En 'k vroeg mij, of ik uit een slaap zoo diep En vreemd de vrouw moest wekken met een kreet? Of wachten tot een prins ze ontwaken deed, Die met een kus de slaapster wakker riep? 'k Ontwaakte en schreide als om verzuimden plicht, In angst, dat zij haar dag verslapen zou En eerst ontwaken als het gouden licht Verbleekte tot het kille avondgrauw.... Doch wat was mij het lot dier jonge vrouw? En wat bedroefde 'k me om een droomgezicht? Vorige Volgende