Nieuwe verzen(1909)–Jacqueline van der Waals– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Zomerdag. Nu, voor het eerst van heel den langen zomer Ligt op de velden zomerzonneschijn, En zomerschoonheid doet de oogen loomer, Trager tot scheiden zijn. Nu voor het eerst op maaiensrijpe landen Ligt vol de zonneweelde uitgestort, Tot blauw en geel en zwart van dennenranden Eén effen vreugde wordt.... Zou nu ook mij de weelde nog gebeuren, Van zomerschoonheid, vol en onverwacht? Of komt alreê de gouden najaarspracht Met stervenstint mijn lentverlangen kleuren, Eer nog in zoelheid van den zonnelach Mijn al te ijle zang zal rijpen mogen, En door mijn lied de volheid komt getogen Van zulk een zomerdag? Vorige Volgende