Zwijgende liefde (onder ps. Julius)(1860)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] XLV De wijn is een godlijke gave, hij warmt en prikkelt het bloed; hij staaft den moed van den brave, en geeft den lafaard moed. Handschoenen wil ik gaan koopen, en 'k wil bij haar daarmeê in éenen adem gaan loopen... - Doch eerst nog een glas of twee. Ik zal haar mijn liefde openleggen dáár in haar eigene woon! ‘Bemin mij,’ zal ik haar zeggen, ‘al zijt gij ook zoo schoon!’ [pagina 87] [p. 87] De wijn is een godlijke weldaad, dus nog eens gezien in de kan... - 'k Zal smeeken zooals het wèlstaat, - 'k zal zweren als in een' roman. ‘Gelijk een vulkaan na lang rooken, op 't einde als een' vlammenvloed de lava doet overkoken...’ - De wijn is een goddelijk goed. ‘Zoo voel ik vlammende stroomen in mij sinds menig jaar: van daag is de dag gekomen, dat ik u alles verklaar. Mejuffer, ik ben geen suffer; zooals ik het zeg, zoo is 't! O, geef mij uw liefde, Mejuffer, al ben ik een rationalist!’ - [pagina 88] [p. 88] De wijn is een gunst van hierboven, dus eerst nog eens 't glas in de hand... - ‘O, wil mij uw min toch beloven, al ben ik een flamingant!’ - - Wie staat daar met mij te spotten? 'k Geloof, 't is de Geest van den wijn! He, Kaerel, ik hou van geen zotten, en 'k raad u wat stiller te zijn... - ‘Gij doet mij lachen, o droomer,’ spreekt hij met vrolijk geluid. - Ik wil... - ‘Wilt gij nog een' roomer?’ - Ik zeg... - ‘Vertel het maar uit.’ - Ik zeg dat mijn oor zal drinken den hemelschen jawoord-klank... - ‘Kom, 'k zal voor uw keel nog eens schinken, uwe ooren behoeven geen' drank!’ Vorige Volgende