Zwijgende liefde (onder ps. Julius)(1860)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] XLVI Wij waren weêr getwee te samen, getwee alleen. 'k Dorst van mijn liefde weêr niet aâmen: dit raadt elkeen. Ik sprak van 't vrije jonglings-streven, van blijde jeugd, studenten-geest, studenten-leven, studenten-vreugd. Ik sprak van zorgeloos te zwieren, van lied en glas, en van luidruchtig feesten-vieren, waar 'k zóó voor was. [pagina 90] [p. 90] Daar heeft zij mij den raad gegeven (de goede vrouw!) dat ik mijn ongebonden leven wat beetren zou. Vorige Volgende