Zwijgende liefde (onder ps. Julius)(1860)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] XXIII ‘Dat kan toch zoo alleen niet gaan; ge moet aan den wagen wat steken; met kijken komt ge geen' voet vooruit, al hadt ge uwe oogen verkeken. Gij moet tot haar gaan, en galant met haar beginnen te praten, goed vinden al wat zij bemint, en wat zij afkeurt, haten. Gij moet veel meer u aan haar oog op hare wandlingen biêën, en geven haar steeds den needrigsten groet als wildet gij voor haar kniën. [pagina 48] [p. 48] Gij moet op alle feestjens zijn, en daar hare aandacht wekken door 't witste handschoenpaar aan de hand en 't lachendst gezicht te trekken. En als ge die aandacht hebt verwekt, dan kunt ge u bij haar wat zetten, en een bemerking doen - op 't weêr, of op hare en andrer toiletten. Zoo zult ge allengskens haar doen zien dat zij uw ziel en zinnen gekluisterd heeft, en zoo zult ge ook allengskens u doen beminnen!’ Vorige Volgende