Zwijgende liefde (onder ps. Julius)(1860)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] XVII In 't hoofd ontluiken gedachtekens zoo lachend, zoo lief en zoo puur, gelijk de kleine sterren ontluiken in het azuur. Zij komen voor de oogen glinsteren met zulk eenen zoeten schijn; 't is of die oogen wel willen, zich spiegelen in de mijn'. In 't hert ontspringen gevoelekens zoo geurend, zoo blijde en zoo los, gelijk de kleine bloemen in 't groene lentemosch. [pagina 40] [p. 40] Zij komen voor de oogen nieuwsgierigjens als voor een venster staan; en 't dunkt mij, zij knikken mij tegen, en lachen mij liefelijk aan. 'k Vergaâr die bloemen en sterrekens en schik ze dooreen heel net: de bloemen zijn mijn bedde, de sterren, de hemel van 't bed; dan leg ik mij neêr te sluimeren, en droom van de zalige min. Dat andren intusschen vrijen! - ik slaap, al droomend, in. Vorige Volgende