Zwijgende liefde (onder ps. Julius)(1860)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] IX ‘Hoor nu dees gemeene stemme aller schepselen te gader: “Wij doen niets vrijwillig, alles op 't bevel van d'Oppervader. Ook wij geuren, glansen, zingen, lachen, minnen als het tijd is.” En het dunkt mij dat die stemme voor de menschen een verwijt is. Wij toch hebben Wil en Rede, die we roemen - en gebruiken om gedachten te verhuichlen, om gevoelens te verduiken. [pagina 27] [p. 27] Rede en Wil! die schoone gaven zijn waarachtig maar gebreken: doen ons lachen - als 't te laat is, zwijgen - waar het geldt te spreken.’ Vorige Volgende