Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Een oud Condottiére Een oud Condottiére vertelde aan zijn neven: ‘Ik heb tot een scheede aan mijn zwaard de kele van menigen vijand gegeven, doch dát is 't geluk niet op aard'. Ik heb met mijn vrienden, in slemprige nachten, in menigen beker vol wijn de lastige zorgen gepoogd te versmachten, doch dát kan 't geluk hier niet zijn. Ik heb door de wouden, in woelige dagen. verhit, als waanzinnig gereên, en menig wild zwijn heeft mijn schicht er geslagen, doch dát is 't geluk niet, o neen! In menig tornooi heeft mijn degen geblonken, de kracht mijner lans was vermaard; de sjerp werd uit lieflijke hand mij geschonken, doch dát is 't geluk niet op aard'. Ik heb in mijn leven de steenen doen rollen, 'k heb schatten al spelend vergaard genoeg om mijn ijzeren harnas te vollen, doch dát is 't geluk niet op aard'. [pagina 81] [p. 81] Want iets, o! dat beter de menschlijke zinnen begoochelt dan glinsterend goud, meer trotsch maakt dan roem op een steekspel te winnen, meer blij dan een jacht door het woud, dat glansrijker alles voor 't brein kan verhemelen dan 't blozende druivensap doet, dat zaliger alles vóór de oogen doet wemelen dan plassen van vijandlijk bloed: dat ding is de stem die uw smarten komt sussen, is 't oog dat vol vuur op u staart, de zwellende boezem, de mond vol van kussen; en dát is 't geluk hier op aard', ja, Liefde is 't geluk hier op aard'!’ (Studenten-Almanak voor 1857). Vorige Volgende