Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Aanbidding In zangen wil ik haar vereeren; die schik ik als een' krans te gaâr; dien krans leg ik dan vóór haar voeten en knielend spreek ik dan tot haar: Gij, die der menschen stem een' engel, die de englenschaar haar zuster noemt, wier zegevierend alvermogen door alle monden wordt geroemd; Gij, wier bevallighedenkrone als een gezegende aster lonkt; wier helder vuur der glansende oogen verlicht, verwarmt, verheft, verjongt; ontvang dit oogstje van gezangen dat in een needrig brein ontlook: de vlauime, die Gij hebt ontstoken, biedt U de schatting van haar' rook! [pagina 110] [p. 110] Hij klimm' tot U, gelijk de wierook dien op 't altaar de priester brandt, en die tot aan de Godheid opklimt als heil'ge, geurige oflerand'! Vorige Volgende