Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] Hulpeloos Er zegt mij iets: ‘Zij mint u nooit, ‘'t is weer een vruchtloos hopen! ‘Komaan! dien liefdedroom verstrooid! ‘die liefdevlam - verzopen! ‘Zij mint u nooit! zucht daarom niet: ‘de zaak is klaar en zeker, ‘maar dompel lustig uw verdriet ‘als voortijds in den beker.’ Ik grijp dus 't glas opnieuw, en 'k vind 't vergeten op den bodem: zoo vaak ik u, o wijn, mijn vrind! dien troost verzocht, gij boodt hem... Maar neen: waar mag uw macht nu zijn, die alles kon verlammen? Is 't een verraad? gij zelf, o wijn, gij stookt de onzaal'ge vlammen! In plaats dat gij dien droom verjaagt, dat beeld, dat mij verovert, - dat beeld, hoe komt het toch, ik vraag 't, dat gij 't nog schooner toovert? [pagina 109] [p. 109] Ach! zijn vermogen heeft, als mij, ook u dan overwonnen! Ook gij zijt nu zijn slaaf, ook gij! Helaas, wat nu begonnen? Vorige Volgende