Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De boom en de zon De Boom is op de Zon verliefd; er is maar iets, ach! dat hem grieft: zoo hemelsch hoog is de Zon! Hij klaagt en ruischt en zingt en zucht, en steekt zijne armen in de lucht, of hij ze grijpen kon. En vol van moed en groeiend steeds, wast hij in kracht, en hoopt alreeds dat hij tot haar eens koom'; - op 't einde zinkt hij neer vermoeid: hij heeft nu zoolang, zoolang gegroeid, toch bleef zijn wensch een droom!... Ik ben de Boom, de Zon is zij: haar aanblik warmt en koestert mij, 'k denk dat ook zij mij ziet. En in mijn brein, daar zingt het al, [pagina 111] [p. 111] als in de kruin des Booms 't geschal van 't smachtende vogellied. En 'k hef mij van mijn zand met kracht, en streef naar roem, en smeek om macht, dat ik haar waardig word'. Vergeefs! de Zon blijft hoog en veer.... De Boom groeit vruchtloos in grootheid en eer: het leven is te kort. Vorige Volgende