Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] II Heilig vuur Jeugdig zelfvertrouwen De wereld is krank, 't menschengeslacht gaat kreupel en mank; wie peilt en heelt zijne wonden? De tijd is slecht, de wereld veracht den plicht en 't recht; wie telt hare zonden? De tijd is slecht, de wereld is krank, - doch wij zijn nog gezond, Goddank! De wereld is oud, het menschdom koud; geen medegevoel met 's broeders lot; de heilige liefde vlucht weer tot God. En 't gouden kalf, ten troon geklommen, beheerscht de drommen die allen elkander benijden, [pagina 31] [p. 31] en zich verblijden in 's naasten lijden... Oud is 't menschdom, koud zijn bloed; - maar wij - de Toekomst - zijn vol gloed! De tijd is vuig, de tijd is laf; trouw, deugd en eere wenden zich af van al die laffen en vuigen. De valschheid verheft zich op winst verhit, de valschheid regeert: de lafheid aanbidt, niet wetend hoe zich best te buigen. 't Werk geeft geen brood aan zijne legioenen, 't genie moet vliên vóór bluffend onverstand: - 't miljoen, gemest met slijk en schand, zwelt, barst, baart nieuwe miljoenen. Dom is 't menschdom, bitter 't ooft dat zijn waan en dwaasheid geven, vuig zijne inborst, valsch zijn hoofd, laf zijn hart, en laag zijn streven. Maar wij - de Toekomst! - zijn niet bang! in doen en donken vrij en vrank! Wij brengen nieuw en krachtig leven! Wij eeren u niet, hoogmoedige eeuw! wij spotten met al uw verwaand geschreeuw. Moed, fierheid, waarde, waarheidszin, verheffing der kleinen en broedermin, treden met ons de wereld weer in. Begroet de herleving, de Lente! zij tooit [pagina 32] [p. 32] met hoopvol groen uw hergen en dalen, en strooit de aarde vol rozen, den hemel vol stralen!... Weeldrige lente, vruchtbare zomer! en dáárop ledigen we onzen roomer! Vorige Volgende