Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XLVI Wij waren weer getwee te zamen, getwee alleen, 'k Dorst van mijn liefde weer niet aâmen: dit raadt elkeen. Ik sprak van 't vrije jonglings-streven, van blijde jeugd, studenten-geest, studenten-leven, studenten-vreugd. Ik sprak van zorgeloos te zwieren, van lied en glas, en van luidruchtig feesten-vieren, waar 'k zóó voor was. [pagina 45] [p. 45] Daar heeft ze mij den raad gegeven (de goede vrouw!) dat ik mijn ongebonden leven wat beetren zou. Vorige Volgende