Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XLVII Van een lieflijk meisje goeden raad te ontvangen heeft iets tooverachtig zoet; en al treft hij scherper dan gij zoudt verlangen, toch verlicht hij 't zwaar gemoed. Want er is een balsem aan dien doorn verbonden: zijn de woorden wel wat hard, onder de berisping, door den mond gezonden, toont zich 't liefderijke hart. Zoo ook worden winden, die uit wereldhoeken waar eene eeuw'ge lente praalt, onze koude landen vliegend soms bezoeken, met geluk en dank onthaald. [pagina 46] [p. 46] Brengen zij ook meermaals wolken op hun wieken, toch hun adem laat ons teêr lauwe tochten voelen, zachte geuren rieken van een mildere atmosfeer. Vorige Volgende