Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XLIV ‘O Liefde, die niet sterven kan! wel, dat is goed! gij moet ze meer doen leven, man; hoor wat ge doet. Nog nooit stond uwe zaak zoo schoon; zie toch eens nu: twee minnaars steken naar de kroon, - zij is aan u! Nog nimmer stond uw zaak zoo mooi, twee minnaars, twee... Twee dieven twisten om de prooi, - gij draagt ze meê. [pagina 42] [p. 42] Maar nu moet ge ook wat stouter zijn; maak dat ge lacht, en drink een glasje kloeken wijn, dat geeft u kracht. Durf! breng het uit, zooals het ziedt in uwe borst: - den naam van man verdient hij niet, die nimmer dorst.’ Vorige Volgende