Verzamelde gedichten
(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend
[pagina 40]
| |
Ik trek dan op, en onderweg
wil ik twee nieuwjaarwenschen bereiden,
d' een' dien ik luid der familie zeg,
en d' andren voor juffrouw tusschen ons beiden.
Dat plan is schoon. - 'k Kom in den salon, -
ik zwom in 't zaligste hopen en wanen; -
de liefste glinsterde daar als een Zon,
maar ach! de Zon was niet zonder Manen.
Twee onzer heeren toonden haar druk
hun diepe complimenteeringskunde;
ik wenschte hun met den mond veel geluk,
'k weet niet wat hun mijn harte wel gunde.
|
|