Verzamelde gedichten
(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend
[pagina 39]
| |
't Is een onderluitenantje,
't manneken is vol ambitie:
en mama leent hem een handje
bij 't bestormen der positie.
Nummer drie, een groot flaneur,
elegant, aristokratisch,
die van 's morgens wit-gehandschoend
en den heelen dag op straat is;
verder met verstand en geest
als een steen zoo mild beschonken:
soort van wandlende kassei
waar ons straten mede pronken.
O, die derde medekamper
heeft het reeds zeer ver gedreven,
Juffer vindt hem zóó charmant:
zij zal hem de voorkeur geven.
|
|