Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] XXVIII Een' kus dier lippen te veroveren, al lage erop 't venijn der slangen; een' liefdeblik van 't oog te vangen, al moest die blik de ziel betooveren; die lokken kammen met mijn handen, al moesten zij als geesels knellen; die borst een stond te voelen zwellen, al moest er 't rustend hoofd bij branden; al dreigden al de helsche plagen, al hoorde ik mij ter helle doemen, nog zoude ik dát een' hemel noemen, en 'k zoude naar geen' hemel vragen! Vorige Volgende