Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XXVII En toch, haar lippen zijn zoo teeder alsof het englenlippen waren! En toch, haar brandende oogen staren, als zonnen, zoo vol leven, neder! En toch, haar zwarte lokken hangen op 't hooge voorhoofd zoo wellustig! En toch, haar borst, zoo zacht en rustig, hijgt op en neder met verlangen! Vorige Volgende