Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XXVI De dichterlijkste vrijage komt uit op eene eeuw'ge gevangenis en 't eeuwig knellende huwlijk is eene eeuwige spioenage. Bewondering en aanbidding, en brandende zuchten, en dichterwaan, - 't trekt alles ook al daadlijk aan de slaapmuts der bezitting. 't Was gisteren nog: ‘In trouwe, ‘waar gij niet zijt, is 't m' een woestijn, ‘mijn engel, mijn al!’ en morgen zal 't zijn: ‘Maak koffie, goede vrouwe.’ 't Was gisteren: ‘Gij moogt zetten ‘uw voeten op uwen slaaf!’ en vandaag: ‘Ik ben uw wetlijke man, en ik vraag ‘gehoorzaamheid krachtens de wetten.’ [pagina 26] [p. 26] En gisteren nog, daar sprak ze: ‘Één wil, één wensch bezielt ons steeds!’ - en morgen krijgt mevrouw alreeds haar eerste zenuw-attakje... Die treurige redeneering heb ik mij wel duizendmaal herhaald, en mij zoo 't huwelijk afgemaald in aaklige kleurschakeering. Vorige Volgende