Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XXII Ik heb haar van 't eene en 't andre gesproken, ontroerd, en vervoerd, en verward, en vervaard: zij heeft geluisterd en niet onderbroken, lieftallig en lachend en zoet van aard. Ik bracht het op een koud redeneeren, ik discuteerde barsch en droog: zij volgde gewillig, en menige keeren bekeek mij 't glorende wildgroot oog. Ik was daar suffend en dom van vervoering; zij was te beleefd en te wèl gezind, zij was te vriendlijk en zonder ontroering: 'k ben zeker dat zij mij niet bemint. Vorige Volgende