Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XVIII 't Deurtje, dat half open staat 's avonds laat, spreekt zoo klaar, in zijn stomme taal, van minnen; 't zegt: ‘De schat, dien ik bewaar, ‘roept u naar; ‘welbeminde, kom, kom binnen!’ 't Half geopend mondjen is ook gewis en niet min naar een lieven gastheer wachtend; 't wenkt den zoeten kus der min: ‘Kom, kom in,’ roept van binnen 't hartje smachtend. Vorige Volgende