Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] IX ‘Hoor nu dees gemeone stemme aller schepselen te gader: “Wij doen niets vrijwillig, alles “op 't bevel van d'Oppervader. ‘“Ook, wij geuren, glansen, zingen, “lachen, minnen als het tijd is.” En het dunkt mij dat die stemme voor de menschen een verwijt is. ‘Wij toch hebben Wil en Rede, die we roemen - en gebruiken om gedachten te verhuichlen, om gevoelens te verduiken. ‘Rede en Wil! die schoone gaven zijn waarachtig maar gebreken: doen ons lachen - als 't te laat is, zwijgen - waar het geldt te spreken.’ Vorige Volgende