Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] VIII ‘Gansch de Schepping lacht, als zij welgezind is: als het niet te droog, te nat, niet te koud, te warm, te - wat? en er niet veel wind is. ‘Gansch de Schepping mint onbezorgd en blijde: als haar 't liefdevuur vervult, dat geen wederstreven duldt, juist in dit getijde. ‘Doch de Schepping treurt, lach en liefde is henen, als de strenge wintervorst “met van ijs omkorste borst” weder is verschenen. ‘Daaruit schijnt een les voor den mensch te spreken: lachen, minnen heeft zijn' tijd; vreugd en liefde raakt men kwijt, is die tijd geweken. Vorige Volgende