Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] VI Toch sprak ik: ‘Ja, de schepsels spreken; ja, geur, en kleur, en klank zijn stemmen: doch wàt is 't, dat ze ons allen preêken, die vliegen of kruipen of zwemmen? ‘Die vrage laat zich licht beseffen: zoo duister immers zijn hun talen! Hij moet, wie goed den zin wil treffen, de hulpe van taalmannen halen. ‘Nu, zulk een taalman is de Dichter; die zegt te recht en met veel waarheid: “De Schepping roemt den Wereld-stichter!” Dat zal hij u toonen met klaarheid. Vorige Volgende