Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende III De zonne daalde ter kimme in milden robijnen gloed, en gaf beleefd aan de aarde een' vriendlijken afscheidsgroet. Haar gloeiende stralen dreven, waar zij den stroom bescheen, als een vlot van roode robijnen op 't lisplende water heen. Op 't water gleed er een bootje in statig-stillen gang; dat was daar een zingen en lachen, een kelen- en glazengeklank! In 't bootje zaten de makkers en vulden het glas tot den boord, en zongen in koor van liefde: de stroom droeg de zangen voort. [pagina 6] [p. 6] Daar was er een enkle die, droevig, niet mee van de liefde zong: 't was de eenige die beminde; - hij dacht, en hij keek, - en hij dronk. Vorige Volgende