Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende II Menig jaar duurt reeds die liefde, die mijn kloppend ingewand doorbrandt; 'k droom er dagen en nachten van, vuriger dan ik zeggen kan. Menigmaal zei 'k tot mij zelven: ‘'t Moet er toch eens eindlijk uit!’ 't Besluit om te spreken nam ik ras; en 'k nam ook mijn' besten jas. Maar als 'k weer mij zag vóór de oogen, die zoo diep zijn en zoo naar; 't zwart haar, dat zoo gram u tegengrimt; 't mondje, dat zoo vreeslijk glimt: [pagina 5] [p. 5] dan voelde ik mijn' moed verzwinden, en ik beefde te elken keer zoo zeer!... Woorden bleven me in de keel, en 'k zei zachtjes: Bonjour, Mad'moisell'. Vorige Volgende