Uit het studentenleven en andere gedichten(1868)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] Nazang. aan k.v., in antwoord op zijnen berijmden gelukwensch. Wanneer uw bode met uwen wensch bij mij is aangekomen, daar heeft mijn Pegasus met vreugd zijn vluggen rid vernomen. Het arme beest, reeds lang op stal, begon te stampen en steigeren. Hij wilde eens uit, hij moest eens uit: 'k kon hem dat genoegen niet weigeren. [pagina 161] [p. 161] Vriend Karel, ik wenschte met u vooruit de toekomst binnen te rijden: maar vruchtlooze moeite, mijn paard is maar te huis in vervlogene tijden. Terug dan naar de banken nog eens, zoo menige erinringen wenken... Hoe zoet, en helaas! hoe treurig ook de erinringen te overdenken! 'k Heb al de vreugden en al 't gejool van 't studentenleven genoten; en ach, ik heb mij soms vermaakt, maar 'k heb mij meest verdroten. Het lied weêrklonk uit ons kelen luid tot wij waren heesch gezongen, wij klopten op de tafels daarbij, dat de glazen omhooge sprongen. Laat bleven wij uit en gingen naar bed soms lachend en weltevreden. Laat stonden we op: hoe vaak heeft ons hoofd voor 't geluk van gistren geleden! [pagina 162] [p. 162] Wij maakten schulden, helaas, die wij zeer moeilijk konden betalen; en 't was dan nog met geld, dat wij weêr bij anderen moesten halen. Ook eedler genoegens hadden wij: heil u, o Vlaamschgezindheid! mijn liefste warmste jongelingsdroom! de heilige waan mijner kindschheid! Voor taal en volk! het zal wel gaan! wie zou ons wederstreven? Zoo sprak wel meer dan éen, die laf de vaan reeds heeft begeven... Maar zie, na vier examens, daar kwam het vijfde en laatste examen, en werd ik eindlijk gepromoveerd tot doctor der rechten. Amen! Alzoo heeft alles zijnen tijd! Vriend Karel, een ander leven moet nu beginnen: hoe zal het zijn? Wie kan het antwoord geven? [pagina 163] [p. 163] Ik niet; ik hoor alleen eene stem, die wedergalmt op de uwe: t zij mij de voorspoed tegenlach' of de onspoed tegengruwe, hoe 't ga, waar 't slechts te strijden geldt voor vaderland en vrijheid, voor Vlaandrens heil, voor Neêrlands eer, dáár vindt ge mij in de nabijheid! Steeds kloppe mij voor waarheid en recht krachtig het bloed in de aderen! Steeds gloeie mijn haat voor priesterdwang, voor valschaards en voor verraderen! Eén' meester wil ik dienen: den Plicht!... En mocht in 't glibberig leven mijn voet eens wankelen, zij mij dan der vriendschap steun gegeven! Vorige Volgende