Uit het studentenleven en andere gedichten
(1868)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij
[pagina 152]
| |
[pagina 153]
| |
Ik grijp dus 't glas op nieuw, en 'k vind
't vergeten op den bodem:
zoo vaak ik u, o wijn, mijn vrind!
dien troost verzocht, gij boodt hem...
Maar neen: waar mag uw macht nu zijn,
die alles kon verlammen?
Is 't een verraad? gij zelf, o wijn,
gij stookt de onzaal'ge vlammen!
In plaats dat gij dien droom verjaagt,
dat beeld, dat mij verovert, -
dat beeld, hoe komt het toch, ik vraag 't,
dat gij 't nog schooner toovert?
Ach! zijn vermogen heeft, als mij,
ook u dan overwonnen!
Ook gij zijt nu zijn slaaf, ook gij!
Helaas, wat nu begonnen?
|
|