Uit het studentenleven en andere gedichten(1868)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Verlangen. En sedert is 't een bestendig gekwel: o! dat de erinring snel verloope! Wel heeft de mond gezegd ‘Vaarwel’, ‘tot weêrziens’ droomt de hope. Haar beeld zweeft immer mij voor den geest, en 't harte wordt mij week van verlangen: zoo fier is haar blik, en zoo slank is haar leest, zoo blozende frisch zijn haar wangen! [pagina 151] [p. 151] Aan haar woû ik wijden al wat ik bezit, - maar ach! dat is in waarheid niet vele! - 't gevoel dat mijn jonge borst verhit, en 't liedeken dat ik kwele. Wel heeft de mond ‘vaarwel’ gezeid, de hope blijft van weêrzien droomen... Och! ware zij nooit in heerlijkheid mijne oogen voorbijgekomen! Vorige Volgende