Uit het studentenleven en andere gedichten(1868)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] Heldenworsteling. Ach! een kamp van elken stond is ons daaglijksch leven; 't leger, dat gistren de vijand zond, is gansch op 't slagveld gebleven; maar zie! daar rijst een ander uit den grond, zóó sterk dat men er zou voor beven. Beven! - Neen toch: wij beven niet. Om 't getal zullen we ons niet storen. [pagina 121] [p. 121] Geen levende Franschman op 't Vlaamsch gebied! dat hebben wij gezworen. Één tegen tien! dat 's goed: deze dag, dan, ziet een' nieuwen slag der Gulden Sporen. De volle flesschen zijn 't Fransche heer, en wij de Vlaamsche leeuwen. Schild en vriend! slaat dood! terwijl we als weleer ‘wat walsch is valsch is’ schreeuwen. Wij voelen in ons lijven waarlijk weêr zoo iets van 't bloed der heldeneeuwen. Iedere teug verhoogt onzen moed: de worstling wordt razernije. Hoe klopt ons 't hart! hoe gudst het bloed! en alles buigt voor ons heerschappije! En 't hoofd verheft zich in stralenden gloed op de ontstuimige vleuglen der fantazije. Gelijk we den vijand slaan die daar staat op tafel voor onze oogen, zoo is onze geest, die in wolken baadt, alreeds door tijden en ruimten gevlogen tot delging van andre, die, vroeg en laat, Vlaandren te dikwijls in 't aanzicht spogen. [pagina 122] [p. 122] En wat we dan doen, wordt luid verkond - een roemrijke bladzijde in de historie - door Roeland, den bronzen vogel, wiens mond we een ronkend lied van glorie met volle longen hooren brommen in 't rond; - want 't is in Vlaandren victorie! Vorige Volgende