Uit het studentenleven en andere gedichten(1868)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Onverwacht bezoek. 'k Zat alleen op mijne kamer, beide handen steunden 't voorhoofd: ik studeerde Jus Romanum, 't geeuwen was mij dus geoorloofd. Voor de vierde maal herkauwde ik: ‘servitus in faciendo non consistit.’ Mijn verveling en mijn wanhoop ging crescendo. Ik vervloekte 't, en met woede sloeg ik vijftig, zestig blaân om: ach! 't was immer, immer 'tzelfde slaapreukwaasmend Jus Romanum. [pagina 75] [p. 75] Moed toch! wie zich zelve helpt, biedt de lieve God zijn hulp ja! - en mijn wanhoop werd vertwijfling... dat was hier nu Hasses culpa. Zal dan niemand mij bezoeken? geeuwde ik. - Slechts door kracht van weêrstand bleef ik wakker, - toen de meid opkwam met een' brief uit Neêrland. Brief uit Holland, zoete redder: Heil vertwijfelingsbevrijder! Verre vrienden hebben toch nog medelijden met den lijder. Brief uit 't welbeminde Holland: raad eens of hij willekoom was. En wat zie ik? 't is geen brief slechts: 't is hij zelf, die beste Thomas! 't Is hij zelf: ziedaar zijn trekken, 't helder oog, de oprechte mond... Heil! mijn redder uit den doodstrijd! 'k Stierf reeds, en 'k ben weêr gezond! Vorige Volgende