Uit het studentenleven en andere gedichten
(1868)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij
[pagina 65]
| |
III. Studeeren! | |
[pagina 67]
| |
[pagina 68]
| |
Weemoed overstelpt mijn zinnen.
Alles roept mij toe: naar buiten!
Neen, ik keer terug naar binnen,
mij op mijne kamer sluiten.
Heiligdom der Wetenschappen
en der lange breede geeuwen...
Wat het kost te leeren klappen
voor de weezen en de weêuwen!
Door de straten naar het land
slentren domme Filistijnen.
Schoone Mei! strooit dan uw hand
al uw rozen voor die zwijnen?
En mijn makkers, die weêr dorsten,
gaan, van waar men laat naar huis koomt,
waar de vreugd als bier de borst in-,
en als lied de borst weêr uitstroomt.
En wat zie 'k? ginds aan den hoek?
Welk een' blik wierp zij naar boven!
'k Moet haar volgen, weten moet 'k
'tgeen ik half reeds durf gelooven....
| |
[pagina 69]
| |
Neen, terug houdt mij mijn keten:
uitgaan ware tijdverlies!
En 'k blijf aan mijn raam gezeten,
kijk en mor, - en doe toch niets.
Voglen, bloemen, scheppingjeugd,
al wat andren mag verrukken,
'k haat u, Lente, want uw vreugd
zal 't examen doen mislukken.
En gij, boekenhoop, diktaten,
kunst om 't zwarte wit te maken,
'k vloek u, want uw boeien laten
mij de lentevreugd niet smaken!
|
|