Uit het studentenleven en andere gedichten(1868)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] II. Heilig vuur. [pagina 41] [p. 41] Jeugdig zelfvertrouwen. De wereld is krank, 't menschengeslacht gaat kreupel en mank; wie peilt en heelt zijne wonden? De tijd is slecht, de wereld veracht den plicht en 't recht; wie telt hare zonden? De tijd is slecht, de wereld is krank, - doch wij zijn nog gezond, Goddank! De wereld is oud, het menschdom koud; [pagina 42] [p. 42] geen medegevoel met 's broeders lot; de heilige Liefde vlucht weêr tot God. En 't gouden kalf, ten troon geklommen, beheerscht de drommen die allen elkander benijden, en zich verblijden in 's naasten lijden... Oud is 't menschdom, koud zijn bloed; - maar wij - de Toekomst - zijn vol gloed! De tijd is vuig, de tijd is laf; trouw, deugd en eere wenden zich af van al die laffen en vuigen. De valschheid verheft zich op winst verhit, de valschheid regeert: de lafheid aanbidt, niet wetend hoe zich best te buigen. 't Werk geeft geen hrood aan zijne legioenen, 't genie moet vliên voor bluffend onverstand: - 't miljoen, gemest met slijk en schand, zwelt. barst, baart nieuwe miljoenen. Dom is 't menschdom, bitter 't ooft dat zijn waan en dwaasheid geven; vuig zijne inborst, valsch zijn hoofd, laf zijn hart, en laag zijn streven. [pagina 43] [p. 43] Maar wij - de Toekomst! - zije niet bang! In doen en denken vrij en vrank! Wij brengen nieuw en krachtig leven! Wij eeren u niet, hoogmoedige eeuw! wij spotten met al uw verwaand geschreeuw. Moed, fierheid, waarde, waarheidzin, verheffing der kleinen en broedermin, treden met ons de wereld weêr in. Begroet de herleving, de Lente! zij tooit met hoopvol groen uw bergen en dalen, en strooit de aarde vol rozen, den hemel vol stralen!... Weeldrige lente, vruchtbare zomer! - En daarop ledigen we onzen roomer! Vorige Volgende