Uit het studentenleven en andere gedichten(1868)–Julius Vuylsteke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Na een bal. Zacht als een beekje in wellustig akkoord rolde de wals hare golvingen voort, slepend, gelijk aan de schomlende zee, vroolijke drommen van danseren meê. Dát was een stonde van heil voor mijn' geest: Liefste, dan leunde op mijn' arm uwe leest, en wij vlogen te zaam in de verte. Dát was voor mij eene stond van geluk: zachtjes gevoelde ik den molligen druk uwer borst op mijn kloppende harte. [pagina 34] [p. 34] En ik droomde, die leest, en die borst, en dat vuur dat uwe oogen doet stralen, zoo helder, zoo puur; en die donzige blos op uw wangen gestrooid; en die lach die uw rozige lippekens plooit; en die adem, die stoeide als een vlietje voorbij 'twelk al lisplend de kruiden verfrischt aan zijn' zoom: - o! dat alles dat sprak en dat leefde voor mij!... En mijn ziele smolt weg op dien zaligen droom, lijk een wolkje dat 't purper des hemels doorvliegt op de wagglende wieken der windjes gewiegd. 'k Luisterde: een hemelsch gezang trof mijn oor. 'k Keek: een oneindige, een hemelsche gloor vervulde en verrukte mijne oogen. Gij waart niet langer een meisje: o, gij waart Engel des hemels, en droegt mij van de aard. en droegt mij met u naar den Hoogen! Zoet is een droom van geluk hier beneên, stralend door neevlen der werklijkheid heen. Zalige droom, blijf gij immer mij bij,... Liefste, wees immer die engel voor mij! Vorige Volgende